ECLI:NL:GHARL:2021:1388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
200.285.544/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in afstammingszaak met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de benoeming van een bijzondere curator over een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de vrouw, die in het principaal hoger beroep optreedt, en de man, die in het incidenteel hoger beroep optreedt. De rechtbank Overijssel had eerder mr. E.M. Thoenes-van der Veen benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige. De vrouw en de man hebben beiden ingestemd met het ontslag van mr. Thoenes-van der Veen, maar de vrouw heeft verzocht om benoeming van een nieuwe bijzondere curator met specifieke deskundigheid op het gebied van psychologie of psychiatrie. Het hof heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om een opvolgend bijzondere curator te benoemen, maar dat specifieke psychologische of psychiatrische deskundigheid niet vereist is. Het hof heeft mr. M.L.J. Wekking benoemd tot nieuwe bijzondere curator en haar opgedragen om uiterlijk 30 april 2021 een schriftelijk verslag van haar bevindingen in te dienen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof de richtlijnen voor benoeming van bijzondere curatoren in acht heeft genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.285.544/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 239159)
beschikking van 11 februari 2021
inzake
[verzoekster],
verblijvende te [A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.M. Wolff te Zwolle,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Mr. E.M. Thoenes-van der Veen,
kantoorhoudende te Zwolle,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over
[de minderjarige] (verder ook te noemen: de minderjarige),
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 6 november 2019 en 30 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij de beschikking van 6 november 2019 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, mr. Thoenes-van der Veen tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd. Bij de beschikking van 30 juli 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
- aan de man vervangende toestemming, in plaats van de toestemming van de moeder, verleend tot erkenning van de minderjarige;
- het verzoek van de man om die beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen;
- de taak van de bijzondere curator als beëindigd beschouwd, tenzij een rechtsmiddel wordt ingesteld.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 30 oktober 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s), ingekomen op
6 januari 2021;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 16 november 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wolff van 25 november 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 4 januari 2021 met als bijlage een brief van diezelfde datum;
- een brief van mr. Bosch, gevoegd bij het journaalbericht van 6 januari 2021, waarbij ook het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep in het geding is gebracht;
- een journaalbericht van mr. Wolff van 7 januari 2021 met als bijlage een brief van diezelfde datum.
2.2
Bij de brief van 4 januari 2021 heeft de bijzondere curator het hof verzocht haar te ontslaan als bijzondere curator dan wel haar taak als bijzondere curator als beëindigd te beschouwen en in het belang van de minderjarige over te gaan tot benoeming van een bijzondere curator met de juiste deskundigheid om deze taak te vervullen.
2.3
De vrouw en de man zijn in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Namens de vrouw is gereageerd bij de brief van mr. Wolff van 7 januari 2021 en namens de man is gereageerd bij de brief van mr. Bosch ingekomen op 6 januari 2021.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het principaal hoger beroep van de vrouw richt zich tegen de door de rechtbank aan de man verleende vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige. Het incidenteel hoger beroep van de man heeft betrekking op de proceskosten.
3.2
Het hof zal in deze tussenbeschikking in de eerste plaats beslissen op het verzoek van mr. Thoenes-van der Veen om haar als bijzondere curator over de minderjarige te ontslaan.
3.3
Mr. Thoenes-van der Veen heeft in haar brief van 4 januari 2021 naar voren gebracht dat zij zich, gelet op de stellingen die de vrouw in hoger beroep inneemt, onvoldoende deskundig acht om advies uit te brengen. Zij acht het in het belang van de minderjarige dat in deze procedure in hoger beroep een bijzondere curator wordt benoemd met een specifieke deskundigheid op het gebied van psychologie/psychiatrie. Mr. Thoenes-van der Veen stelt verder dat zij niet langer voldoet aan de kwaliteitseisen van de Raad voor Rechtsbijstand, en dat een benoeming op basis van gefinancierde rechtsbijstand daardoor niet meer mogelijk is. Ook dat maakt dat zij ontslag verzoekt, zij het dat zij daarbij aantekent dat dit van ondergeschikt belang is.
3.4
De vrouw is akkoord met ontslag van mr. Thoenes-van der Veen als bijzondere curator, maar vindt wel dat er een nieuwe bijzondere curator moet worden benoemd met een deskundigheid als door mr. Thoenes-van der Veen genoemd. Voor zover dat niet mogelijk is, stelt de vrouw zich op het standpunt dat naast de te benoemen bijzondere curator een deskundige dient te worden benoemd die in overleg met de behandelaren van de vrouw meer inzicht kan verschaffen in haar psychische toestand en kwetsbaarheid.
3.5
Het hof begrijpt uit de reactie van de man dat ook hij akkoord is met ontslag van
mr. Thoenes-van der Veen als bijzondere curator, maar dat hij vindt dat er geen nieuwe bijzondere curator hoeft te worden benoemd. De man stelt dat het rapport van mr. Thoenes-van der Veen duidelijk is en dat zij haar standpunt tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg voldoende heeft kunnen toelichten.
3.6
Het hof ziet aanleiding om het verzoek van mr. Thoenes-van der Veen om haar te ontslaan als bijzondere curator over de minderjarige toe te wijzen. Het staat een bijzondere curator te allen tijde vrij om een (voortgezette) benoeming, om welke reden dan ook, niet te aanvaarden.
3.7
Dit maakt dat het hof een nieuwe bijzondere curator over de minderjarige dient te benoemen. Anders dan de man meent, heeft het hof geen discretionaire bevoegdheid om al dan niet een (opvolgende) bijzondere curator te benoemen. Artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, in zaken van afstamming wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator, die in dit geval door het hof (als opvolgend bijzondere curator) moet worden benoemd.
3.8
Mr. M.L.J. Wekking, kantoorhoudend te Apeldoorn, is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator ex artikel 1:212 BW op te treden en zal hiertoe door het hof, alvorens verder te beslissen, worden benoemd. Een specifieke psychologische / psychiatrische deskundigheid is naar het oordeel van het hof niet vereist. Voor zover de bijzondere curator vindt dat zij zaken niet kan beoordelen, kan zij dit aangeven in haar rapportage en – desgewenst – het hof adviseren op dat punt een deskundige te benoemen. Voor het reeds in dit stadium van de procedure benoemen van een deskundige, zoals de vrouw subsidiair wenst, ziet het hof geen aanleiding.
3.9
De bijzondere curator vertegenwoordigt de minderjarige en zal daarom uitsluitend zijn belangen behartigen.
3.1
De bijzondere curator dient te werken volgens de “Richtlijn benoeming bijzondere curatoren op grond van artikel 1:212 BW”, het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven en de Tijdelijke regeling F&J Hoven, met dien verstande dat het hof de bijzondere curator een ruimere termijn zal verlenen voor het indienen van het verslag dan opgenomen in de richtlijn. Het hof verzoekt de bijzondere curator uiterlijk 30 april 2021 in vijfvoud een schriftelijk verslag te doen toekomen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen. Het hof zendt het verslag van de bijzondere curator door aan partijen, hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming, die ter zitting in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.
3.11
Het hof verzoekt de advocaat van de vrouw om zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator te stellen, alsmede (na toestemming) de contactgegevens van partijen.
3.12
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
ontslaat mr. E.M. Thoenes-van der Veen met ingang van heden als bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2019;
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2019:
mr. M.L.J. Wekking
[a-straat 1]
[A]
Telefoonnummer [00000]
E-mailadres: [C] ,
om in deze procedure de belangen van de minderjarige te behartigen;
draagt de bijzondere curator op het hof uiterlijk 30 april 2021 in vijfvoud een schriftelijk verslag te doen toekomen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen, waarna het hof dit verslag doorzendt aan de advocaten van partijen en de raad voor de kinderbescherming, die ter zitting in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren;
verzoekt de advocaat van de vrouw zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator te stellen, alsmede (na toestemming) de contactgegevens van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, G.M. van der Meer en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier en is op 11 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.