ECLI:NL:GHARL:2021:1389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
21-001806-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 4 april 2019. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 29 januari 2021, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 60 uren heeft gevorderd, met een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 26 januari 2019 in [plaats] in vereniging een aantal goederen, waaronder vlees en vis, heeft weggenomen uit een supermarkt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet naar een taakstraf van 60 uren.

De beslissing van het hof is mede gebaseerd op de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar behandeling bij een psycholoog en de zorg voor haar drie minderjarige kinderen. Het hof heeft rekening gehouden met de spijt van de verdachte en haar inspanningen om haar leven te verbeteren, en heeft besloten om haar een laatste kans te geven door een lichtere straf op te leggen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001806-19
Uitspraak d.d.: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 april 2019 met parketnummer 16-022341-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-180962-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van
1 dag, met aftrek van voorarrest, alsmede een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden toegewezen, met dien verstande dat deze straf dient te worden omgezet naar een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. M.G.J. Plat, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van het in vereniging plegen van winkeldiefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot andere beslissingen dan de politierechter komt, en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 26 januari 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer pakken vlees en/of vis en/of koek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 26 januari 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander pakken vlees en vis die aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 26 januari 2019 samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij een supermarkt. Zij zijn daarbij planmatig te werk gegaan en hebben gebruik gemaakt van een geprepareerde tas. Winkeldiefstal betreft een ergerlijke vorm van criminaliteit die veel hinder en schade oplevert.
Ten nadele van verdachte spreekt dat zij blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 24 december 2020 eerder onherroepelijk ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder vermogensdelicten. De straffen die haar in dat kader zijn opgelegd, hebben haar er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. Uit het vonnis is af te leiden dat dit de aanleiding is geweest dat de politierechter verdachte in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft opgelegd.
Het hoger beroep van verdachte richt zich specifiek tegen die beslissing. Verdachte en haar raadsvrouw hebben het hof met klem verzocht geen gevangenisstraf op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte op dit moment - in het kader van bijzondere voorwaarden die in een andere strafzaak zijn opgelegd - in behandeling is bij een psycholoog en dat zij en haar gezin daarnaast worden begeleid door [naam2] . Ook is zij bezig met het aflossen van schulden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkelingen in negatieve zin doorkruisen. Daarnaast zou een gevangenisstraf voor vergaande praktische problemen zorgen, aangezien verdachte alleenstaande moeder is en de zorg voor drie minderjarige kinderen heeft. Vanwege diverse omstandigheden kan familie die zorg niet overnemen. Ten slotte heeft verdachte benadrukt dat zij spijt heeft van haar handelen en werkelijk tot inkeer is gekomen.
In verband met het voorgaande is de advocaat-generaal bij zijn vordering verdachte bij wijze van ‘laatste kans’ tegemoet gekomen en heeft hij een straf gevorderd waarbij verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken. Alles afwegende, komt het hof tot de conclusie om de advocaat-generaal daarin te volgen. Aldus wordt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag opgelegd, met aftrek van voorarrest, alsmede een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 27 november 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken in de strafzaak met parketnummer 18-180962-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zoals hiervoor uiteen gezet, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 22b, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2017 in de strafzaak met parketnummer 18-180962-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 12 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.