ECLI:NL:GHARL:2021:1543

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
21-005723-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vermogensdelicten met betrekking tot diefstal en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1982, was in eerste aanleg veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder diefstal en witwassen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een vervangende hechtenis van 60 dagen indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft onder andere de diefstal van een instrumentenpaneel uit een Volkswagen Polo en het verwerven van een speedboot waarvan de herkomst uit een misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. De vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 100,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafrechtelijk verleden, maar ook met zijn verbeterde situatie. De beslissing is genomen in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005723-17
Uitspraak d.d.: 18 februari 2021
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 oktober 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met de parketnummers 18-119935-17 en 18-118484-17, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling betreffende het parketnummer 05-118642-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 4 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen;
  • de verdachte ter zake van het onder het parketnummer 18-119935-17 en onder het parketnummer 18-118484-17 onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren;
  • de vordering na voorwaardelijke veroordeling zal toewijzen;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder het parketnummer 18-118484-17 onder 3 primair en 3 subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het gerechtshof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder het parketnummer
18-118484-17 onder 3 primair en 3 subsidiair aan hem ten laste gelegde.
Ter zake van het onder het parketnummer 18-119935-17 en onder het parketnummer
18-118484-17 onder 1 en 2 aan de verdachte ten laste gelegde heeft de rechtbank hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest. Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] geheel toegewezen en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, is de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en is de vordering na voorwaardelijke veroordeling toegewezen.
Het gerechtshof zal dat vonnis, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, vernietigen omdat het gerechtshof op onderdelen tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 18-119935-17 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 29 juni 2017 tot en met 30 juni 2017, in de gemeente(n) [gemeente1] (locatie [plaats1] ) en/of [gemeente2] (locatie [plaats2 ] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een boot (speedboot Four Winn), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde boot, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde boot voorhanden heeft gehad, door die boot te plaatsen op een terrein in [plaats1] en/of door het registratieplaatje van die boot te verwijderen en/of door (vervolgens) een ander (niet bij die boot horend) registratieplaatje op die boot te plaatsen,
EN/OF
- een voorwerp, te weten een boot (speedboot Four Winn) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of diens mededader wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die boot geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 18-118484-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 te [plaats3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een Volkswagen Polo ( [kenteken1] ) heeft weggenomen een instrumentenpaneel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2017 te [plaats3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een Volkswagen Transporter ( [kenteken2] ) en/of in/uit die Volkswagen Transporter aanwezige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, immers heeft verdachte het slot aan de bestuurderszijde eruit gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 18-119935-17 en in de zaak met het parketnummer 18-118484-17 onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
18-119935-17 -
hij in de periode van 29 juni 2017 tot en met 30 juni 2017, in de gemeente(n) [gemeente1] (locatie [plaats1] ) en/of [gemeente2] (locatie [plaats2 ] ), van een voorwerp, te weten een boot, speedboot Four Winn, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld en heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op genoemde boot, was, en heeft verborgen en verhuld wie genoemde boot voorhanden heeft gehad, door die boot te plaatsen op een terrein in [plaats1] en door het registratieplaatje van die boot te verwijderen en door vervolgens een ander, niet bij die boot horend, registratieplaatje op die boot te plaatsen
en
een voorwerp, te weten een boot, speedboot Four Winn, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die boot geheel - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
18-118484-17 -
1.
hij op 27 juni 2017 te [plaats3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een Volkswagen Polo ( [kenteken1] ) heeft weggenomen een instrumentenpaneel, toebehorende aan [benadeelde partij2] , waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
2.
hij op 27 juni 2017 te [plaats3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een Volkswagen Transporter ( [kenteken2] ) en in/uit die Volkswagen Transporter aanwezige goederen, toebehorende aan [benadeelde partij1] , en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, het slot aan de bestuurderszijde eruit heeft gehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in de zaak met het parketnummer 18-119935-17 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van witwassen.
Het in de zaak met het parketnummer 18-118484-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak met het parketnummer 18-118484-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten die schade en/of overlast en ergernis toebrengen aan de gedupeerden. De verdachte heeft hierbij gehandeld uit puur financieel gewin, ten koste van de gedupeerden, en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 mei 2020, waaruit blijkt hij meerdere keren is veroordeeld ter zake van opzetheling en diefstal, zowel vóór als na de in deze strafzaak aan de orde zijnde strafbare feiten;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Kern daarvan is - voor zover hier van belang - dat de verdachte heeft verklaard schoon schip te willen maken en dat hij daaraan ook concreet uitdrukking heeft gegeven door ter terechtzitting in hoger beroep te erkennen dat hij de aan hem ten laste gelegde strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof voorts aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
De aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde vermogensdelicten, bezien in combinatie met zijn strafrechtelijk verleden, rechtvaardigt in beginsel zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Het gerechtshof zal een dergelijke straf nu niet meer opleggen. De sterk in positieve zin verbeterde persoonlijke situatie van de verdachte vormt daarvoor een contra-indicatie. Mede om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit, zal het gerechtshof aan de verdachte wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast dient ook daadwerkelijk te worden afgerekend, middels de oplegging van een taakstraf.
Gelet op al deze opgenomen omstandigheden onderling en in samenhang bezien is het gerechtshof vanuit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie van oordeel dat passend en geboden is de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 100,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer 18-118484-17 onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade is niet betwist.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 13 september 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van veertig uren, parketnummer 05-118642-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-118484-17 onder 3 primair en
3 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover vatbaar voor hoger beroep, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-119935-17 en in de zaak met parketnummer 18-118484-17 onder 1 en
2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-119935-17 en in de zaak met parketnummer 18-118484-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-118484-17 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-118484-17 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 juni 2017.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 13 september 2016, parketnummer
05-118642-16, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Toe Laer, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 18 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.