Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 april 2019,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord (met productie).
3.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
‘de vrees voor verduistering van het geld en eventueel een onrechtmatige daad’. Het oordeel van de rechtbank Amsterdam dat voor de vorderingen een rechtsgrond ontbreekt, althans dat de vorderingen onvoldoende concreet zijn onderbouwd, moet worden begrepen in het licht van die grondslagen. In de huidige procedure legt de dochter aan haar vorderingen ten grondslag dat zij aanspraak op de uitkering heeft op basis van een tussen de ouders gesloten overeenkomst. Over een contractuele aanspraak heeft de rechtbank Amsterdam zich niet uitgelaten, zodat de rechtbank Amsterdam geen beslissingen heeft genomen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen. Het hof zal daarom hierna de vordering van de dochter inhoudelijk beoordelen.