ECLI:NL:GHARL:2021:1700

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.267.807
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaring van koper voor betaling aan verkoper van springpaard en de rol van de Paardenkliniek en dierenarts

In deze zaak staat centraal of de Paardenkliniek de koper van een springpaard moet vrijwaren voor hetgeen die koper in de hoofdzaak aan de verkoper moet betalen. Dit is relevant vanwege de vraag of een dierenarts van de Paardenkliniek het paard heeft onderzocht en of dit onderzoek adequaat is uitgevoerd. Het hof heeft een zitting bepaald om de bewijspositie van partijen te bespreken. De procedure is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel, waartegen hoger beroep is ingesteld. De koper, vertegenwoordigd door [bestuurder van de koper], heeft het paard gekocht van [bestuurder van de verkoper] B.V. voor € 120.000,-, maar heeft € 40.000,- onbetaald gelaten vanwege vermeende gebreken aan het paard. De koper heeft de Paardenkliniek in vrijwaring opgeroepen, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld voor schadevergoeding en het verstrekken van röntgenfoto's. De rechtbank heeft in de hoofdzaak geoordeeld dat het paard geen relevante mankementen vertoonde ten tijde van de levering, en de vorderingen van de koper zijn afgewezen. In de vrijwaringsprocedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de Paardenkliniek niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof oordeelt dat de koper onvoldoende heeft aangetoond dat het paard niet aan de overeenkomst voldeed, maar dat er nog steeds belang is bij de vordering tot vrijwaring. Het hof heeft een comparitie van partijen bepaald om de bewijspositie verder te onderzoeken en te kijken of partijen tot een regeling kunnen komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.267.807
(zaaknummer rechtbank C/08/181217)
arrest van 23 februari 2021
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van Finland
Etelä-Helsingin-Elä Inlääkäriasema Oy,
gevestigd in Helsinki (Finland),
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de koper,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete,
tegen:
1. de maatschap
[geïntimeerde1/de paardenkliniek],
gevestigd te [A] ,

2 [geïntimeerde2] ,

wonende te [A] ,

3 [geïntimeerde3] ,

wonende te [A] ,

4 [geïntimeerde4] ,

wonende te [A] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.A. Wensing.
Geïntimeerde sub 2 zal als [de dierenarts] of de dierenarts worden aangeduid en geïntimeerden gezamenlijk zullen (als procespartij) worden aangeduid als de Paardenkliniek.

1.Samenvatting

In deze zaak staat centraal of de Paardenkliniek de koper van een springpaard moet vrijwaren voor hetgeen die koper in de hoofdzaak aan de verkoper moet betalen, dit vanwege de vraag of een dierenarts van de Paardenkliniek het paard heeft onderzocht en of dit onderzoek goed is gebeurd. Het hof bepaalt een zitting om de bewijspositie van partijen met hen te bespreken.

2.De procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst naar de inhoud van de vonnissen van 18 mei 2016, 15 maart 2017, 9 augustus 2017, 6 december 2017, 30 januari 2019 en 3 juli 2019 die de rechtbank Overijssel (zittingsplaats Almelo) heeft gewezen. Tegen de laatstgenoemde vier vonnissen is hoger beroep ingesteld.

3.De procedure in hoger beroep

3.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 september 2019,
- het anticipatie-exploot van 10 oktober 2019,
- de memorie van grieven (met producties)
- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met één productie).
3.2
Het hof heeft arrest bepaald (op één dossier).

4.De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
4.1
In juli 2015 heeft [bestuurder van de koper] belangstelling getoond voor het springpaard [paard] , eigendom van [bestuurder van de verkoper] B.V., die een springstal exploiteert waarin springpaarden worden getraind en verkocht. Het paard was bedoeld om bereden te worden door de dochter van [bestuurder van de koper] . [bestuurder van de koper] heeft een dierenartsenpraktijk in Finland en is bestuurder van de koper.
4.2
Rond 19 juli 2015 zijn [bestuurder van de koper] en zijn dochter naar Nederland gekomen en hebben het paard bezichtigd. Van die bezichtiging is beeldmateriaal gemaakt.
4.3
Naar aanleiding van observaties tijdens die bezichtiging heeft [bestuurder van de koper] de hem goed bekende dierenarts [de dierenarts] (maat van de maatschap [geïntimeerde1/de paardenkliniek] ) benaderd. [bestuurder van de koper] heeft [de dierenarts] in ieder geval gevraagd röntgenfoto’s en scans te maken van het paard. Dat heeft [de dierenarts] ook gedaan op 20 juli 2015. Hij heeft die dag met zijn telefoon twee bestanden gestuurd aan [bestuurder van de koper] en er is die dag tussen hen ook een telefoongesprek gevoerd over het paard.
4.4
Vervolgens heeft de koper het paard gekocht van [bestuurder van de verkoper] B.V. (hierna: de verkoper) voor € 120.000,-, waarvan € 80.000,- is betaald. [bestuurder van de verkoper] is de zoon van [de dierenarts] en bestuurder van de verkoper. Het paard is getransporteerd naar Finland en op 26 juli 2015 overgedragen aan de koper.
4.5
Op 1 augustus 2015 heeft de dochter van [bestuurder van de koper] een wedstrijd gereden met het paard. Van die wedstrijd zijn beeldopnamen gemaakt.
4.6
Op 3 augustus 2015 heeft [bestuurder van de koper] via een e-mailbericht, zowel gericht aan [bestuurder van de verkoper] als aan [de dierenarts] , geklaagd over gebreken die het paard vertoonde.
4.7
Het paard staat nog steeds op stal bij de koper.

5.De beslissing van de rechtbank

hoofdprocedure
5.1
De koper heeft van de koopsom € 40.000,- onbetaald gelaten; dit bedrag heeft de verkoper bij de rechtbank van hem gevorderd (de vordering in conventie). De koper heeft daar bezwaar tegen gemaakt vanwege volgens hem al bij de levering aanwezige gebreken bij het paard. Hij heeft gevorderd (in reconventie) dat de koopovereenkomst wordt ontbonden, dat het door hem al betaalde bedrag van € 80.000,- wordt terugbetaald en dat de verkoper vergoeding van voor het paard gemaakte kosten betaalt, met rente en kosten.
vrijwaring
5.2
De koper heeft daarnaast in vrijwaring opgeroepen de maatschap [geïntimeerde1/de paardenkliniek] en de drie maten van die maatschap, waaronder [de dierenarts] . De koper heeft gevorderd (naast afgifte van door de Paardenkliniek gemaakte röntgenfoto’s van het paard) dat de maatschap en haar maten veroordeeld worden te betalen waartoe zij in de hoofdzaak zullen worden veroordeeld en daarnaast dat de maatschap en de maten worden veroordeeld tot betaling van € 80.000,- en vergoeding van voor het paard gemaakte kosten, met rente en kosten.
De Paardenkliniek heeft als tegenvordering de betaling van € 727,50 gevorderd voor het maken van de röntgenfoto’s.
beslissing in de hoofdzaak
5.3
De rechtbank heeft eerst een deskundigenbericht gelast en heeft na het uitbrengen van het deskundigenrapport de deskundige op een zitting gehoord, in aanwezigheid van partijen in hoofd- en vrijwaringszaak. Op basis van de opinie van de deskundige heeft de rechtbank geconstateerd dat het paard ten tijde van de levering geen voor een springpaard relevante mankementen had en beantwoordde aan de overeenkomst.
5.4
In de hoofdzaak is de koper daarom veroordeeld tot betaling van de resterende koopsom van € 40.000,- en zijn de vorderingen van de koper afgewezen, met haar veroordeling in de kosten van de procedure.
beslissing in de vrijwaringszaak
5.5
In de vrijwaringsprocedure heeft de rechtbank geconstateerd dat, gelet op de beslissing in de hoofdzaak, niet vast is komen te staan dat de Paardenkliniek door het verstrekken van een positief aankoopadvies toerekenbaar tekortgekomen is. De rechtbank heeft niet beoordeeld of de Paardenkliniek een deugdelijk onderzoek heeft gedaan omdat niet vast is komen te staan dat door het opvolgen van het advies schade is ontstaan; het paard vertoonde ten tijde van de levering immers geen relevante tekortkomingen. De tegenvordering van de Paardenkliniek is afgewezen, omdat de grondslag van die vordering niet is komen vast te staan.

6.De beoordeling in hoger beroep

kern van de zaak in de vrijwaring
6.1
In deze zaak staat centraal wat er tussen [de dierenarts] en [bestuurder van de koper] is afgesproken over de keuring van het paard, of [de dierenarts] daarbij een beroepsfout heeft gemaakt en of de Paardenkliniek de koper moet vrijwaren voor hetgeen die koper in de hoofdzaak aan de verkoper moet betalen.
internationale aspecten
6.2
De Nederlandse rechter is bevoegd nu de Paardenkliniek en haar maten zijn gevestigd in Nederland.
6.3
Omdat de rechtbank is uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht zal het hof dat ook doen; partijen hebben zich daar, ook in hoger beroep, niet tegen verzet.
verhouding hoofdzaak en vrijwaringszaak
6.4
Tegen het vonnis van de rechtbank in de hoofdzaak is afzonderlijk hoger beroep ingesteld (met zaaknummer A.200.267.806). In deze hoofdzaak wordt arrest gewezen tegelijkertijd met de uitspraak van dit arrest in de vrijwaringszaak. In het arrest in de hoofdzaak oordeelt het hof dat de koper onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat het paard bij het sluiten van de overeenkomst niet de eigenschappen bezat die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De vonnissen van de rechtbank, waarbij de vorderingen van de verkoper zijn toegewezen en die van de koper zijn afgewezen, zijn bekrachtigd. Dit betekent dat de koper nog steeds belang heeft bij zijn vordering tot vrijwaring.
grondslagen voor vrijwaring
6.5
De koper heeft (ook voor het geval in de hoofdzaak niet komt vast te staan dat het paard op het moment van de levering niet aan de overeenkomst beantwoordde) voor de vrijwaring de volgende grondslagen aangevoerd:
( a) [de dierenarts] heeft wanprestatie gepleegd door ofwel anders dan overeengekomen geen volledige veterinaire keuring te verrichten (en wel een positief aankoopadvies te verstrekken) ofwel door keuringsresultaten achter te houden. Voor zover al niet is komen vast komen te staan dat het paard op het moment van levering leed aan de gestelde gebreken, is de koper door het handelen van [de dierenarts] in de hoofdzaak in elk geval in bewijsnood geraakt;
( b) indien grondslag (a) niet opgaat moet voorshands worden aangenomen dat [de dierenarts] ten onrechte een positief aankoopadvies heeft verstrekt, dan wel geldt dat op de Paardenkliniek een verzwaarde stelplicht rust op dit punt;
( c) indien de voorgaande grondslagen niet opgaan, geldt dat het handelen van [de dierenarts] onrechtmatig is geweest.
reikwijdte opdracht
6.6
Om te kunnen beoordelen of [de dierenarts] tekortgekomen is in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de koper dient eerst vast komen te staan wat de precieze reikwijdte van de opdracht was die [bestuurder van de koper] hem heeft gegeven en of hij inderdaad een positief aankoopadvies heeft gegeven. Bij dat laatste geldt als maatstaf hoe een redelijk handelend beroepsgenoot als dierenarts in de gegeven omstandigheden zou hebben gehandeld.
stellingen koper
6.7
De koper stelt dat zij [de dierenarts] heeft verzocht het paard volledig veterinair te keuren (klinisch en met behulp van röntgenfoto’s en echobeelden), dat zij daarbij expliciet heeft gevraagd om aandacht te besteden aan het rechter voorbeen, het linker achterbeen, de hals en de rug van het paard, dit gezien de lichte kreupelheid die de koper en [de dierenarts] bij de bezichtiging hadden geconstateerd, en dat [de dierenarts] vervolgens op 20 juli 2015 een positief aankoopadvies aan [bestuurder van de koper] heeft gegeven. Binnen enkele dagen na de levering werd het paard ernstig kreupel, waardoor moet worden aangenomen dat het paard ook vóór de levering al niet aan de overeenkomst beantwoordde. Het paard was namelijk niet geschikt voor springwedstrijden op hoog niveau en voor dat doel was het aangekocht. Door onder deze omstandigheden een volledig ongenuanceerd positief aankoopadvies te geven, is [de dierenarts] (dan wel de Paardenkliniek waarvan hij maat is) toerekenbaar tekortgekomen dan wel hebben zij onrechtmatig gehandeld.
6.8
Overeengekomen was dat het beeldmateriaal in DICOM-formaat zou worden verstrekt door [de dierenarts] . Weliswaar is er op bevel van de rechtbank beeldmateriaal overgelegd in JPEG-formaat, maar daar hoeft de koper geen genoegen mee te nemen. Daarom vordert de koper dat het hof de Paardenkliniek alsnog veroordeelt tot het overleggen van het beeldmateriaal in dit formaat, op straffe van een dwangsom.
standpunten Paardenkliniek
6.9
De Paardenkliniek betwist de stellingen van de koper op de volgende punten:
(i) zij heeft geen opdracht ontvangen om een aankoopkeuring te doen. [bestuurder van de koper] heeft [de dierenarts] alleen gevraagd beeldmateriaal te maken van het paard dat door [bestuurder van de koper] zelf (in zijn hoedanigheid als dierenarts) zou worden beoordeeld. [de dierenarts] heeft dus ook geen (positief) aankoopadvies gegeven.
(ii) tussen partijen is niet overeengekomen dat het beeldmateriaal in DICOM-formaat zou worden verstrekt. De koper is bovendien akkoord gegaan met verstrekking van het beeldmateriaal in JPEG-formaat. Het door de Paardenkliniek verstrekte beeldmateriaal was toereikend; de door de rechtbank benoemde deskundige heeft op grond van dit materiaal zijn oordeel gegeven.
tegenvordering Paardenkliniek
6.1
Verder voert de Paardenkliniek nog aan dat de kosten van het vervaardigen van het beeldmateriaal (€ 727,50) door de koper moeten worden voldaan; de rechtbank heeft deze vordering ten onrechte afgewezen.
bewijs
6.1
De koper beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen te weten (a) dat zij [de dierenarts] heeft verzocht het paard volledig veterinair te keuren, (b) dat [de dierenarts] op 20 juli 2015 in een telefoongesprek een positief aankoopadvies aan [bestuurder van de koper] heeft gegeven en (c) dat overeengekomen is dat het beeldmateriaal in DICOM-formaat zou worden verstrekt. De bewijslast van deze stellingen rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op de koper.
6.11
Anders dan de Paardenkliniek aanvoert, heeft de koper voldoende gesteld dat in de richting wijst van een ruime opdracht. In de e-mailcorrespondentie tussen partijen (overgelegd als productie 3 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie van de koper) valt op dat [bestuurder van de koper] (medio augustus 2015, zo lijkt het) vraagt om documenten: “Still waiting documents: written report, utrascan pictures and x-rays in Dicom”, waarna JG (kennelijk [de dierenarts] ) antwoordt: “Will bring everything with me. [de dierenarts] .” Er zijn ook aanwijzingen dat er een telefonisch aankoopadvies is geweest (op grond van de als productie 12 bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie overgelegde verklaring van de assistente, van [bestuurder van de koper] die het telefoongesprek zou hebben gevolgd). Als de opdracht zo beperkt was als de Paardenkliniek stelt, te weten het maken van beeldmateriaal, waarna [bestuurder van de koper] dit zou beoordelen om te beslissen over de koop, waarom zijn er dan op 20 juli 2015 maar 2 foto’s verstuurd? Anderzijds, waarom heeft [bestuurder van de koper] pas ruim na aankoop en levering van het paard gevraagd om de hiervoor genoemde documenten?
6.12
Voordat het hof besluit over eventuele bewijslevering zal een comparitie van partijen worden bepaald, waarbij deze vraagpunten met partijen zullen worden besproken en eveneens de vraag of (na bewijslevering inzake de reikwijdte van de opdracht) eventueel een nieuw/aanvullend deskundigenrapport nodig en zinvol is (ruim 5 jaar na de levering, terwijl het paard gedurende die tijd bij de koper in gebruik zal zijn geweest). Gelet op de tijd en kosten die met deze zitting en met eventuele nadere bewijslevering en deskundigenrapport gemoeid zijn, geeft het hof partijen in overweging met elkaar in overleg te treden om te proberen een regeling te bereiken of zich op het treffen van een regeling ter zitting bij het hof voor te bereiden. Een vertegenwoordiger van de koper kan desgewenst via een Skype-verbinding deelnemen aan de zitting.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen (de koper en de maatschap vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) en [bestuurder van de koper] en [de dierenarts] in persoon, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de raadsheer-commissaris mr. H.L. Wattel, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als hiervoor in 6.11 en 6.12 vermeld en zodat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bij deze comparitie bestaat gelegenheid om pleitnotities (maximaal 2 pagina’s A4) voor te dragen;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden april, mei en juni 2021 zullen opgeven op de
roldatum 9 maart 2021, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, H.L. Wattel en S.M. Evers, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.