In deze zaak staat centraal of de Paardenkliniek de koper van een springpaard moet vrijwaren voor hetgeen die koper in de hoofdzaak aan de verkoper moet betalen. Dit is relevant vanwege de vraag of een dierenarts van de Paardenkliniek het paard heeft onderzocht en of dit onderzoek adequaat is uitgevoerd. Het hof heeft een zitting bepaald om de bewijspositie van partijen te bespreken. De procedure is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel, waartegen hoger beroep is ingesteld. De koper, vertegenwoordigd door [bestuurder van de koper], heeft het paard gekocht van [bestuurder van de verkoper] B.V. voor € 120.000,-, maar heeft € 40.000,- onbetaald gelaten vanwege vermeende gebreken aan het paard. De koper heeft de Paardenkliniek in vrijwaring opgeroepen, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld voor schadevergoeding en het verstrekken van röntgenfoto's. De rechtbank heeft in de hoofdzaak geoordeeld dat het paard geen relevante mankementen vertoonde ten tijde van de levering, en de vorderingen van de koper zijn afgewezen. In de vrijwaringsprocedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de Paardenkliniek niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof oordeelt dat de koper onvoldoende heeft aangetoond dat het paard niet aan de overeenkomst voldeed, maar dat er nog steeds belang is bij de vordering tot vrijwaring. Het hof heeft een comparitie van partijen bepaald om de bewijspositie verder te onderzoeken en te kijken of partijen tot een regeling kunnen komen.