ECLI:NL:GHARL:2021:23

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 januari 2021
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
Wahv 200.270.387/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Veenstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onbetrouwbare snelheidsmeting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 11 oktober 2019 een sanctie had opgelegd van € 137,- voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 16 km/h op een provinciale weg. De gedraging vond plaats op 8 februari 2019 om 02:54 uur op de Soestdijkerweg in Zeist.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de meting onder de omstandigheden van die dag niet betrouwbaar was. De meting was uitgevoerd met een boordsnelheidsmeter en via de achteruitkijkspiegel, wat volgens de gemachtigde niet de juiste manier was om de snelheid vast te stellen. Het hof oordeelde dat de ambtenaren niet op betrouwbare wijze de snelheid van de betrokkene hadden kunnen vaststellen, gezien de omstandigheden waaronder de meting had plaatsgevonden. Het hof vernietigde daarom de sanctiebeschikking en verklaarde het beroep gegrond.

Daarnaast werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1468,50 bedroegen. Het hof merkte op dat klachten over de handelwijze van de ambtenaren buiten de reikwijdte van deze procedure vallen, maar dat de betrokkene zich met deze klachten kan wenden tot de korpschef van het betrokken korps. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd, en de sanctie werd opgeheven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.270.387/01
CJIB-nummer
: 223374079
Uitspraak d.d.
: 4 januari 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 11 oktober 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. J.R.A. Röschlau, kantoorhoudende te Zeist.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 december 2020. De gemachtigde en de betrokkene zijn verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [B] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 137,- voor: “overschrijding maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 16 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 februari 2019 om 02:54 uur op de Soestdijkerweg in Zeist met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het vrijwel onmogelijk is een goede meting te verrichten onder de omstandigheden van die dag. De gedraging vond namelijk ’s nachts plaats op een slecht verlichte provinciale weg. Verder reden de ambtenaren zelf veel te hard vóór de auto van de betrokkene. Niet bekend is welke afstand er was tussen de ambtenaren en de betrokkene, wat de snelheid van de ambtenaren was, over hoeveel meter ze de meting hebben verricht en op welk traject. Bovendien is het erg moeilijk om via de achteruitkijkspiegel een snelheidsmeting te doen van een voertuig dat achter je rijdt. Er kan dan alleen op de verlichting van de koplampen worden afgegaan, terwijl er ook getracht moet worden de afstand gelijk te houden en er een correcte meting uitgevoerd dient te worden.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de ambtenaar zoals opgenomen in het zaakoverzicht – kort samengevat – in dat is gemeten dat met het voertuig van de betrokkene een (gecorrigeerde) snelheid van 96 km per uur is gereden. De meetafstand bedroeg 1100 meter en de tussenafstand 100 meter.
5.
In een aanvullend proces-verbaal van 6 april 2020 verklaart de ambtenaar – kort samengevat – als volgt. Op de pleegdatum werden de ambtenaren meerdere malen gevolgd door het voertuig van de betrokkene met het kenteken [YY-000-Y] . Het voertuig trok meerdere malen bij de verkeerslichten snel op, reed onlogische routes en te hard. De ambtenaren hebben toen besloten een snelheidsmeting te starten door middel van de boordcomputer van het voertuig. Het dienstvoertuig stond op de cruise control om een vaste snelheid te behouden. Het aantal seconden is gestart bij het eerste hectometerpaaltje en gestopt bij het laatste hectometerpaaltje. Wat de ambtenaar zich kan herinneren duurde de meting ongeveer 40 seconden. Het voertuig werd gevolgd door middel van de reguliere achteruitkijkspiegel en de achteruitkijkspiegel aan de bijrijderszijde. Dit betekent dat beide ambtenaren het voertuig konden volgen. Er kon worden vastgesteld dat de meetafstand gelijk bleef door het licht van de lantaarnpalen en het voertuig.
6. In een aanvullend proces-verbaal van 6 juni 2020 verklaart de ambtenaar – kort samengevat – het volgende. De betrokkene reed in de richting van Soest, komende uit de richting van de Bilt. De meting is gestart op de N234 vanaf hectometerpaal 6,7 en de ambtenaren reden toen 105 km per uur. De meting is beëindigd bij hectometerpaal 7,8. De ambtenaar op de bijrijdersstoel heeft de stopwatch op zijn telefoon gebruikt als controlemiddel. Ter hoogte van hectometerpaal 7,5 stonden verkeerslichten. Deze knipperden oranje ten tijde van de meting. De Embranchementsweg is de kruisende weg bij dit verkeerslicht en is overzichtelijk voor verkeer uit beide richtingen. Ter hoogte van hectometerpaal 7,4 was de snelheid nog steeds te hoog en de betrokkene volgde de ambtenaren wederom met de aangegeven snelheid. De weg was overzichtelijk en vrij van verkeer waardoor de ambtenaren dezelfde snelheid bij de verkeerslichten hebben kunnen behouden. Om een juiste meting te kunnen maken, is de meting pas beëindigd bij hectometerpaal 7,8.
7. In de ‘Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers’ staat onder 2.1.1 het volgende:
“De boordsnelheidsmeter is niet opgenomen in de Regeling meetmiddelen politie. Deze meter kan namelijk niet als meetmiddel in de zin van dat besluit worden beschouwd, omdat een snelheidsovertreding hiermee niet op directe wijze kan worden vastgesteld. De snelheid van het gevolgde voertuig wordt immers geconstateerd door op (nagenoeg) gelijkblijvende afstand te volgen en vervolgens de overtreding af te leiden van de met het dienstvoertuig gereden snelheid. De goede werking van de boordsnelheidsmeter is echter essentieel voor de bewijsvoering en daarom wordt ten aanzien van de geldigheidsduur van de kalibratie in deze instructie aangesloten bij de bepalingen die in de Regeling meetmiddelen politie gelden voor radarsnelheidscontrolemeters.”
8. Uitgangspunt bij het meten via een boordsnelheidsmeter is dat het voertuig van de ambtenaar het voertuig volgt waarvan de snelheid moet worden vastgesteld, waarbij wordt gezorgd voor een (vrijwel) gelijkblijvende tussenafstand. Bij het volgen van een voertuig kan de ambtenaar de tussenafstand zelf beïnvloeden door de snelheid te verhogen of te verlagen. Dat is niet of nauwelijks mogelijk wanneer, zoals hier, het te meten voertuig achter het dienstvoertuig rijdt.
De tussenafstand wordt immers voornamelijk bepaald door het achterliggende voertuig. In redelijkheid moet worden betwijfeld dat de ambtenaren, terwijl het voertuig ook bestuurd moest worden, de snelheidsmeter in het oog moesten houden en de afstand tot het achterliggende voertuig via de achteruitkijkspiegels voortdurend moesten inschatten en gelijk houden, de snelheid van dat voertuig op betrouwbare wijze hebben kunnen vaststellen. Gelet op de wijze waarop de meting in dit geval heeft plaatsgevonden, kan niet van de juistheid van de gegevens in het zaakoverzicht worden uitgegaan, zodat niet op basis van die gegevens kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De sanctiebeschikking kan daarom niet in stand blijven. Dat brengt mee dat de overige bezwaren van de betrokkene geen bespreking meer behoeven.
9. Ten behoeve van de betrokkene merkt het hof nog het volgende op. De gemachtigde heeft nog iets opgemerkt over de wijze van bejegening door de ambtenaren. Klachten over de handelwijze van een ambtenaar vallen buiten de reikwijdte van deze procedure. Met deze klachten kan de betrokkene zich echter wel wenden tot de korpschef van het korps waarvan de ambtenaar deel uitmaakt.
10. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting van de kantonrechter, het hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting van het hof dienen in totaal vijf procespunten te worden toegekend. Aan de nadere toelichting in hoger beroep dient een halve punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1468,50 (5,5 x 534 x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1468,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is buiten staat om het arrest te ondertekenen.