Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
mr. D.W.H.M. Wolters, naar voren is gebracht.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, wegens heling van een boot. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 24 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die veroordeling tot een taakstraf eiste. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, heeft verklaard slechts als bemiddelaar te hebben opgetreden tussen de verkopende en kopende partij. Hij heeft geen betrokkenheid bij de daadwerkelijke overdracht van de boot en heeft verklaard dat hij niet heeft gelezen wat hij ondertekende.
Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarin de verdachte werd verweten dat hij op of omstreeks 18 januari 2016 een boot had verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een door misdrijf verkregen goed ging. Na het onderzoek ter zitting heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De ontkennende proceshouding van de verdachte en het gebrek aan bewijs hebben geleid tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.