ECLI:NL:GHARL:2021:2350

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
21-006453-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende heling van een boot

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, wegens heling van een boot. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 24 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die veroordeling tot een taakstraf eiste. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, heeft verklaard slechts als bemiddelaar te hebben opgetreden tussen de verkopende en kopende partij. Hij heeft geen betrokkenheid bij de daadwerkelijke overdracht van de boot en heeft verklaard dat hij niet heeft gelezen wat hij ondertekende.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarin de verdachte werd verweten dat hij op of omstreeks 18 januari 2016 een boot had verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een door misdrijf verkregen goed ging. Na het onderzoek ter zitting heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De ontkennende proceshouding van de verdachte en het gebrek aan bewijs hebben geleid tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006453-17
Uitspraak d.d.: 10 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 november 2017 met parketnummer 16-136919-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 februari 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.W.H.M. Wolters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2016, te [plaats] , in elk geval in Nederland, één boot (van het merk [merk1] ), althans een goed, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte heeft in eerste aanleg en ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij slechts als bemiddelaar de verkopende- en kopende partij met elkaar in contact heeft gebracht. In hoger beroep heeft verdachte de naam genoemd van de persoon voor wie hij aangeeft als bemiddelaar te hebben opgetreden, namelijk [naam1] van Pandjeshuis [naam1] . Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [naam1] een boot had, en dat hij met [naam2] had afgesproken de boot van [naam1] te ruilen voor een [merk2] . Hij zou voor deze bemiddeling € 100,- ontvangen van [naam1] . Hij heeft verklaard niet bij de daadwerkelijke overdracht van de boot en horloge aanwezig te zijn geweest. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een overeenkomst met [naam2] heeft ondertekend, maar dat hij niet heeft gelezen wat hij ondertekend heeft.
Gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte en de omstandigheid dat uit het dossier en het onderzoek ter zitting niet blijkt of en zo ja, wanneer en onder welke omstandigheden verdachte de boot heeft verworven dan wel voorhanden heeft gekregen, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 10 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.