ECLI:NL:GHARL:2021:236

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
21-005934-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. PIJ-maatregel. Diefstal met geweld, vernieling en diefstal in vereniging d.m.v. gebruik valse sleutel. Alternatief scenario niet aannemelijk.

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Ethiopië in 2001, was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en vernieling. De feiten vonden plaats in februari en maart 2019, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer, [aangever 1], heeft gedwongen om zijn kleding en mobiele telefoon af te geven. De verdachte heeft het slachtoffer geïntimideerd en gedwongen zich uit te kleden, terwijl dit alles werd gefilmd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, en aan de vernieling van de telefoon van het slachtoffer. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de diefstal van een elektronische sleutel en een pinpas uit een instelling waar hij verbleef. Het hof heeft de eerdere bewijsbeslissingen van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte veroordeelde tot een jeugddetentie van vijf maanden en een PIJ-maatregel van drie jaar. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij, [aangever 1], tot schadevergoeding werd toegewezen, waarbij het hof de immateriële schade op € 1.250,- en de materiële schade op € 120,43 vaststelde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005934-19
Uitspraak d.d.: 12 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 12 november 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-092922-19 en 05-049632-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Ethiopië) op [geboortedag] 2001,
thans verblijvende in [jeugdinrichting] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 december 2020, 12 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-049632-19 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, kleren en/of schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- opdringen aan die [aangever 1] en/of die [aangever 1] omringen/insluiten en/of (vervolgens)
- (be)geleiden/dwingen van die [aangever 1] tot het meelopen naar een andere locatie (ter hoogte van een optiekzaak), althans gedwongen een bepaalde route te volgen en/of
- op intimiderende wijze toespreken met de woorden: "als je nu weg gaat rennen dan gebeuren er hele andere dingen" en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of het geven van zgn "klapjes" in/op/tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of
- gebieden/dwingen van die [aangever 1] om zich tot aan zijn onderbroek uit te kleden en/of
- filmen/maken van opnamen van die [aangever 1] terwijl voornoemde [aangever 1] zich op dat moment aan het uitkleden was en/of
- op intimiderende wijze laten afgeven van de mobiele telefoon van die [aangever 1] ,
of
hij op of omstreeks 26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Apple Iphone 6s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- opdringen aan die [aangever 1] en/of die [aangever 1] omringen/insluiten en/of (vervolgens)
- (be)geleiden/dwingen van die [aangever 1] tot het meelopen naar een andere locatie (ter hoogte van een optiekzaak), althans gedwongen een bepaalde route te volgen en/of
- op intimiderende wijze toespreken met de woorden: "als je nu weg gaat rennen dan gebeuren er hele andere dingen" en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of het geven van zgn "klapjes" in/op/tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of
- gebieden/dwingen van die [aangever 1] om zich tot aan zijn onderbroek uit te kleden en/of
- filmen/maken van opnamen van die [aangever 1] terwijl voornoemde [aangever 1] zich op dat moment aan het uitkleden was en/of
- op intimiderende wijze laten afgeven van de mobiele telefoon van die [aangever 1] ,
en/althans
hij op of omstreeks 26 februari 2019, te Dieren, gemeente Dieren, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] , welk geweld bestond uit het
- opdringen aan die [aangever 1] en/of die [aangever 1] omringen/insluiten en/of (vervolgens)
- (be)geleiden/dwingen van die [aangever 1] tot het meelopen naar een andere locatie (ter hoogte van een optiekzaak), althans gedwongen een bepaalde route te volgen en/of
- op intimiderende wijze toespreken met de woorden: "als je nu weg gaat rennen dan gebeuren er hele andere dingen" en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of het geven van zgn "klapjes" in/op/tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of
- gebieden/dwingen van die [aangever 1] om zich tot aan zijn onderbroek uit te kleden en/of
- filmen/maken van opnamen van die [aangever 1] terwijl voornoemde [aangever 1] zich op dat moment aan het uitkleden was
en/of
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangever 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde [aangever 1] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 1] omringd en/of ingesloten en vervolgens gedwongen tot het meelopen naar een andere locatie (ter hoogte van een optiekzaak), althans gedwongen een bepaalde route te volgen en/of
- die [aangever 1] op intimiderende wijze toegesproken met de woorden: "als je nu weg gaat rennen dan gebeuren er hele andere dingen" en/of
- die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, op intimiderende wijze geslagen, althans zgn klapjes in het gezicht gegeven en/of
- (vervolgens) die [aangever 1] gedwongen zich tot aan zijn onderbroek uit te kleden en/of (daarbij) die [aangever 1] gefilmd tijdens het uitkleden
- die [aangever 1] gedwongen op intimiderende wijze zijn mobiele telefoon af te geven.
2.hij op of omstreeks 26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon (Iphone 6S), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [aangever 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 05-092922-19:
1.hij op of omstreeks 10 maart 2019 te Deelen , gemeente Ede tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een (zogenaamde) druppel/elektronische sleutel, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stichting [stichting] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij in of omstreeks de periode van 10 maart 2019 tot en met 12 maart 2019 te Deelen , gemeente Ede tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een pinpas en/of een geldkist, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stichting [stichting] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (zogenaamde) druppel/elektronische sleutel;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 10 maart 2019 tot en met 12 maart 2019 te Deelen , gemeente Ede, een goed, te weten een pinpas en/of geldkist, toebehorende aan Stichting [stichting] , heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05-049632-19:
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld (feit 1) en aan vernieling van de telefoon van aangever [aangever 1]
(feit 2). Ter zitting heeft zij naar voren gebracht welke bewijsmiddelen per feit voorhanden zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte in hoger beroep anders heeft verklaard over zijn rol, maar dat het oogmerk tot het plegen van de diefstal ontbreekt. Het was de intentie om te gaan praten met aangever en er was geen vooropgezet plan om een diefstal te plegen. Gelet op de verklaring van verdachte kan worden gesproken van overtreding van artikel 284 (feit 1) en 350 (feit 2) van het Wetboek van Strafrecht, maar niet van de diefstal met geweld. Verdachte dient dus van het hem primair (onder 1) ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De beoordeling door het hof
De rechtbank heeft ten aanzien van de bewijsmiddelen het volgende overwogen.
”Door [aangever 1] is aangifte gedaan. Uit het proces-verbaal van aangifte komt, zakelijk
weergegeven, het volgende naar voren.
[aangever 1] had op 26 februari 2019 een afspraak met [naam 1] in een speeltuin te Dieren.
In de speeltuin kwamen er ineens drie jongens bij die hem begonnen te intimideren. Eén van hen kende aangever: [aangever 2] . [aangever 2] was met twee onbekende jongens. Eén jongen was behoorlijk getint, hij had een kort afrokapsel, was kleiner dan aangever, droeg een legerprint Nike shirt, zwarte spijkerbroek en een bril met ronde glazen en gouden montuur. De tweede jongen leek wel op [aangever 2] . Aangever moest van de jongens meelopen. Vooral de jongen met het korte afrokapsel en de gouden bril deed heel intimiderend naar aangever, hij zei dingen als 'als je nu weg gaat rennen gebeuren er hele andere dingen'. Tijdens de wandeling werd aangever door de jongen met de gouden bril de hele weg op zijn rechterwang geslagen, niet hard maar wel heel intimiderend. Uiteindelijk moest aangever stil gaan staan aan de achterzijde van de [optiekzaak] . De jongen met het afrokapsel en gouden bril zei op intimiderende toon tegen aangever 'kleren uit'. Aangever zei 'waarom?'. De jongen bleef zeggen dat aangever zijn kleren uit moest trekken. Aangever begon zich uit te kleden, omdat hij bang was dat hij in elkaar geslagen zou worden. De jongen pakte zijn mobiele telefoon en begon aangever óf te filmen, of scheen met
de zaklamp van de telefoon in de richting van aangever. Aangever stond in zijn onderbroek op sokken op straat. Aangever voelde zich machteloos. Hij had zijn mobiele telefoon in handen. Deze moest hij afgeven en vervolgens werd de telefoon vier keer op de grond gegooid. De telefoon is helemaal kapot en niet meer te gebruiken. De kleren en schoenen van aangever zijn meegenomen. Zijn telefoon betrof een Apple iPhone6s. Op een foto is te zien dat de telefoon van aangever kapot is.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte komt onder andere naar voren dat
verbalisanten, na te hebben gesproken met aangever [aangever 1] , op 26 februari 2019 naar de
woning van [aangever 2] zijn gegaan. Daar troffen zij ook een jongen aan die qua
signalement (donkere huidskleur, afrokapsel en goudkleurige bril) op één van de door het
slachtoffer genoemde personen leek. Dit bleek verdachte [verdachte] te zijn.
Door [getuige 1] is, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. [getuige 1] wist dat er problemen waren tussen zijn broer [aangever 2] , [aangever 1] en [naam 1] . [aangever 2] had van [naam 1] begrepen dat zij met [aangever 1] bij het speeltuintje had afgesproken en wilde het [aangever 1] nog een keer duidelijk maken dat hij moest ophouden. Er ging een vriend van [aangever 2] mee, genaamd [verdachte] .
Bij het speeltuintje ging [getuige 1] aan de andere kant staan omdat ze niet precies wisten van
welke kant [aangever 1] zou komen. [getuige 1] zag na een tijdje dat [aangever 1] , [aangever 2] , [naam 1] en [verdachte] op
het speelveldje stonden. [aangever 1] en [verdachte] hadden ruzie. [verdachte] schreeuwde tegen [aangever 1] . [verdachte]
gooide iets op de grond. [getuige 1] begreep later dat het de telefoon van [aangever 1] was. [getuige 1] zag dat de telefoon helemaal kapot was. [verdachte] stuurde [aangever 1] overal naartoe, naar alle hoeken.
Vervolgens wilde [verdachte] dat [aangever 1] over een hek zou klimmen. [aangever 1] wilde niet, maar [verdachte]
zei dat hij gewoon moest luisteren, hij zou wel laten zien wat er zou gebeuren. Ze liepen
naar de achterkant van een straat waar allemaal winkels zitten en zijn daarachter gaan staan.
[aangever 1] moest van [verdachte] zijn jas uittrekken en vervolgens ook zijn hoodie. [getuige 1] heeft het
verdere uitkleden niet gezien, maar wel dat [aangever 1] vervolgens wegfietste op zijn sokken en
met alleen zijn onderbroek aan. [verdachte] heeft de kleding van [aangever 1] meegenomen.
Door getuige [getuige 3] is, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 26 februari 2019 was [getuige 3] in de speeltuin in Dieren. [naam 1] en [aangever 1] kwamen daar
ook. Even later kwamen drie getinte jongens aanlopen. Eén van de jongens, de mollige
jongen, was iets kleiner dan de anderen. De jongens gingen om [aangever 1] heen staan. Ze zeiden tegen [aangever 1] dat hij niet zo stoer moest doen en dat hij mee moest komen. De mollige jongen zei dat [aangever 1] zijn telefoon aan hem moest geven. (…) [aangever 1] klom met de drie jongens over het hek. [aangever 1] vroeg waar gaan we heen. De jongens zeiden (…) 'meekomen meekomen'. De mollige jongen duwde [aangever 1] naar voren zodat hij mee moest gaan. De mollige jongen leek de leider van de groep.
Uit een proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat op 27 februari 2019 getuige
[getuige 4] naar het politiebureau is gekomen met filmpjes die door één van de verdachten zouden zijn gemaakt van het voorval. Door verbalisant [verbalisant] is het filmpje uitgekeken. Op het filmpje is aangever [aangever 1] te zien met ontbloot bovenlichaam. Naast hem ligt mogelijk een stapel kleding. Aangever komt heel timide over en kijkt angstig in zijn ogen. Hij maakt meerdere keren gebaren met zijn handen waardoor hij de indruk geeft dat hij het niet leuk vindt en niet begrijpt wat er gebeurt. Vervolgens trekt het slachtoffer zijn broek uit en wordt er ook iets naast hem op de grond gegooid.
Uit een proces-verbaal bevindingen blijkt dat er onderzoek is verricht aan de telefoon van
[naam 2] . Verbalisant ziet op de telefoon een gesprek van 26 februari 2019 waarbij
iemand met de naam [verdachte] een filmpje plaatst met hierbij de tekst “Mannen doen stoer
eindstand laat ik ze uitkleden”. Het filmpje betreft het eerdergenoemde filmpje met aangever [aangever 1] .”
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en maakt deze tot de zijne. Daar voegt het hof het volgende aan toe.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 15 december 2020 verklaard dat hij op 26 februari 2019 met [aangever 2] en zijn broer naar aangever is gegaan en hem aansprak. Omdat aangever bepaalde dingen ontkende die verdachte aan hem vroeg, werd verdachte steeds bozer. Verdachte heeft aangever gezegd dat hij mee moest lopen. Vervolgens moest aangever van verdachte zijn telefoon afgeven, zich uitkleden en heeft verdachte de telefoon van aangever kapot gegooid.
Uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt voorts dat verdachte degene is geweest die de kleding van aangever heeft meegenomen. Volgens [getuige 1] heeft verdachte gezegd dat hij de schoenen en de oplader van aangever wel kon gebruiken.
Ten aanzien van het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening overweegt het hof dat dit oogmerk uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende blijkt. Wat aanvankelijk wellicht is begonnen als een intimidatiekwestie is uiteindelijk uitgelopen op een diefstal van meerdere goederen (kleding en schoenen van aangever) gepaard gaande met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte heeft het bezit van de kleding en schoenen verkregen door die intimiderende handelingen.
Ten aanzien van parketnummer 05-092922-19:
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van de druppel/sleutel (feit 1) en diefstal van de pinpas en het geldkistje (feit 2 primair). Ter zitting heeft zij naar voren gebracht welke bewijsmiddelen per feit voorhanden zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat het alternatieve scenario zoals door medeverdachte [medeverdachte] onder ede bij de raadsheer-commissaris is geschetst, moet worden gevolgd. In deze verklaring stelt hij dat hij de diefstal van het piefje/de druppel en de diefstal van de kluis en de pinpas alleen heeft gepleegd. Zijn eerdere verklaringen zijn niet juist en heeft hij afgelegd, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat verdachte hem verlinkt had. Gelet op deze laatste verklaring dient verdachte van beide feiten te worden vrijgesproken.
De beoordeling door het hof
De rechtbank heeft ten aanzien van de bewijsmiddelen het volgende overwogen.
“In de periode van 10 maart 2019 tot 12 maart 2019 woonde verdachte in een leefgroep bij Stichting [stichting] . De leefgroep is gevestigd in een gebouw met de naam [groep] aan de [adres] te Deelen , gemeente Ede.
Uit het kantoor op de groep werd een druppel/piefje (elektronische sleutel), een pinpas en een geldkistje weggenomen.
Bij onderzoek in en om het pand is het geldkistje met schade aangetroffen onder een bankje. Door de groepsleiding zijn schroevendraaiers aangetroffen in de tas van medeverdachte [medeverdachte] .
(…)
Uit het proces-verbaal van aangifte van [medewerker 1] (pedagogisch medewerker bij [stichting] ), komt, onder andere, het volgende naar voren.
Op 12 maart 219 bleek de pinpas uit de bureaula van het kantoor van groep [groep] te zijn weggenomen en ook uit diezelfde lade een gesloten geldkistje. Het kantoor is alleen toegankelijk met een sleutel en een ‘druppel. In een sleutelkastje op het kantoor hangt een drietal van deze sleutels met druppels. Bij controle bleek ook een sleutel met druppel uit het sleutelkastje te zijn weggenomen. Ene [naam 3] had een medewerker van een ander gebouw de pinpas uit het gebouw van aangever overhandigd met de mededeling dat hij deze had gekregen van een tussenpersoon met de opdracht met de pas de rekening leeg te halen. Het personeel kwam tot de volgende conclusie: op 10 maart 2019 was [medewerker 2] op kantoor. [medeverdachte] en [verdachte] kwamen het kantoor binnen. [medeverdachte] gaf [medewerker 2] een knuffel. Tijdens deze knuffel was [verdachte] in staat ongezien de sleutel met de druppel uit het sleutelkastje te halen, waarna beiden het kantoor verlieten. Tussen 10 maart 2019 en 12 maart 2019 in de avond is men ongezien het kantoor binnengekomen met behulp van de sleutel. In die twee dagen meldde [medeverdachte] een conflict tussen twee bewoners. Dit bleek in scene te zijn gezet om de geldkist van binnen naar buiten te brengen. De tussenpersoon van wie [naam 3] de pinpas had gekregen was ingeschakeld door [verdachte] en [medeverdachte] .
Door [medewerker 2] (pedagogisch medewerker op de groep [groep] ) wordt verklaard dat hij op 10 maart 2019 avonddienst had op de groep [groep] . In de avond kwam [medeverdachte] naar [medewerker 2] toe en omhelsde hem. [medewerker 2] dacht dat het een grapje was. Later begreep getuige dat het een afleidingstruc was en dat toen [medeverdachte] hem omhelsde, [verdachte] achter hem om het kantoor binnenglipte en sleutels met hieraan een druppel pakte.
Door getuige [getuige 5] (groepsleider bij de groep [groep] ) zijn verklaringen overhandigd van [medeverdachte] en [getuige 6] , welke door deze personen zelf zijn opgesteld kort na het gebeuren. Door getuige [getuige 5] wordt ook verklaard dat verdachte na het in scene gezette conflict aan de voorzijde binnenkwam, wat vreemd was. Vermoedelijk is de deur dichtgevallen toen hij de kluis heeft gepakt.
In de zelfgeschreven verklaring van [getuige 6] wordt door [getuige 6] het volgende gezegd.
[getuige 6] zat met [verdachte] en [medeverdachte] in het gamehok en [verdachte] wou geld verdienen om weg te lopen. Hij kreeg het idee om een piefje van kantoor te stelen. Hij heeft het gestolen toen [medewerker 2] alleen op kantoor was met zijn rug naar de piefjes. De dag erna zat hij weer met [medeverdachte] en [verdachte] in het gamehok en hij zei dat hij de kluis uit kantoor wilde stelen. Hij vroeg [medeverdachte] hoe hij dat moest doen. [verdachte] kwam met het plan om een fixatie uit te lokken tussen [getuige 7] en [medeverdachte] , zodat alle leiding beneden was en hij alle tijd had het kantoor in te gaan en de kluis te pakken. [verdachte] heeft op die manier de kluis gepakt en is via de achterdeur naar buiten gegaan en heeft vervolgens de kluis buiten gezet. Diezelfde dag probeerde [verdachte] de kluis open te breken, maar dat is niet gelukt. [verdachte] heeft [medeverdachte] gevraagd schroevendraaiers te regelen voor het openbreken en dat heeft [medeverdachte] gedaan. [verdachte] had hem beloofd dat hij geld zou krijgen voor die actie en de uitlokking van de fixatie. [verdachte] heeft ook de pinpas van het kantoor gestolen, dat was niet afgesproken.
In de genoemde zelfgeschreven verklaring van [medeverdachte] , wordt door [medeverdachte] het volgende geschreven.
[medeverdachte] , [verdachte] en [getuige 6] zaten in het gamehok en [verdachte] maakte plannen over het pakken van de kluis uit het kantoor. Toen [medewerker 2] op kantoor bezig was met de medicatie en met de rug naar de sleutelkast stond waar de piefjes en dergelijke liggen, pakte [verdachte] vervolgens het piefje. Dit was op vrijdag. Op zaterdag zaten ze weer met z’n drieën in het gamehok en vroeg [verdachte] aan [medeverdachte] om afleiding te creëren. [medeverdachte] zou dan geld krijgen. [medeverdachte] stemde in. Tijdens de fixatie was [verdachte] boven. Hij had de kluis meegenomen en vertelde achteraf dat hij via de achterdeur rende en de kluis onder de bank verstopte. [verdachte] heeft ook de pinpas van de groep meegenomen. Hij vroeg aan [medeverdachte] om schroevendraaiers van school mee te nemen om de kluis open te breken. Hij vroeg ook om de pinpas mee te nemen om te pinnen en dan het geld aan hem te geven. Ook hiervoor heeft [verdachte] [medeverdachte] geld beloofd.
[medeverdachte] is op 17 april 2019 gehoord door de politie. In dit verhoor wordt door [medeverdachte] , zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 10 maart in de avond kwam [medeverdachte] het kantoor van [groep] binnen en gaf hij groepsleider [medewerker 2] een knuffel. Hij denkt dat er op dat moment nog iemand in het kantoor was.
Ze waren aan het gamen. [verdachte] had geld nodig om weg te kunnen lopen en had het idee om de kluis van het kantoor te pakken. Hij vroeg of [medeverdachte] wilde helpen. Een paar dagen later kwam [verdachte] met de pinpas. [getuige 6] was er ook bij toen ze aan het gamen waren. [medeverdachte] denkt dat [verdachte] de pas uit het kantoor heeft gehaald.
[medeverdachte] heeft de sleutel één keer in handen gehad. [verdachte] liet ze een keer voor de grap zien. [medeverdachte] wist wat [verdachte] van plan was. [verdachte] vertelde [medeverdachte] dat hij tijdens de fixatie van [medeverdachte] de kluis en pinpas had weggenomen. [verdachte] heeft [medeverdachte] gevraagd of hij geld wilde pinnen en schroevendraaiers wilde regelen. [medeverdachte] heeft van school twee schroevendraaiers meegenomen.
(…)
De rechtbank is van oordeel dat de zelfgeschreven verklaring van [medeverdachte] , waarin [medeverdachte] aangeeft dat [verdachte] de sleutel heeft weggenomen en later ook de kluis en het pasje, voldoende bewijswaarde en zeggingskracht heeft.
[medeverdachte] is later ook door de politie gehoord en is in dit proces-verbaal van verhoor in grote lijnen gebleven bij het scenario dat hij in zijn eerdere zelf opgestelde verklaring heeft geschetst (het plan kwam van verdachte, [medeverdachte] heeft groepsleider [medewerker 2] op het kantoor van [groep] een knuffel gegeven op 10 maart 2019, later kwam [verdachte] met het plan ook de pinpas te pakken en [medeverdachte] heeft op verzoek van [verdachte] de schroevendraaiers meegenomen van school).
De rechtbank vindt verdere ondersteuning voor het relaas van [medeverdachte] in het feit dat in de tas van [medeverdachte] schroevendraaiers zijn gevonden. Verder wordt dit scenario ook bevestigd door de hierboven genoemde zelfgeschreven verklaringen van [getuige 6] .
Ook het feit dat verdachte na de in scene gezette fixatie door de voordeur de groep binnenkwam, als verklaard door groepsleider [getuige 5] , ondersteunt het relaas van [medeverdachte] . Uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de kans dat het een ander dan verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd, verwaarloosbaar klein is.”
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en maakt deze tot de zijne. Daar voegt het hof het volgende aan toe.
Zowel door verdachte als medeverdachte [medeverdachte] zijn wisselende verklaringen afgelegd. Het is aan het hof om deze verklaringen te selecteren en te waarderen.
Het alternatieve scenario waar de verdediging naar verwijst is gestoeld op de laatste verklaring van [medeverdachte] zoals afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 8 juli 2020. In deze verklaring neemt [medeverdachte] alle schuld op zich. Hij stelt dat hij geen hulp heeft gehad en het piefje/de druppel, de pinpas en de kluis zelf heeft weggenomen. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk en hecht meer waarde aan de eerder door [medeverdachte] afgelegde verklaringen. [medeverdachte] belast hierin niet alleen verdachte, maar ook zichzelf. Deze verklaring vindt tevens steun in de overige bewijsmiddelen.
Het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst, namelijk dat [medeverdachte] alles alleen heeft gedaan, is niet aannemelijk geworden en vindt geen steun in de overige verklaringen. Verdachte heeft zelf op 17 april 2019 bij de politie verklaard omtrent de toedracht en geeft dan het volgende aan: Wij zaten met zijn drieën in het gamehok. Iemand kwam met het idee de kluis te stelen. Iemand kwam met het plan hoe dit aan te pakken. Er werd die avond een plan gemaakt en uitgevoerd. Er gingen die avond twee “iemanden” naar het kantoor. Iemand heeft de leiding afgeleid en de ander heeft het piefje gepakt. De volgende dag na school is de kluis gestolen. Er was afgesproken een fixatie te faken. [medeverdachte] en [getuige 7] zouden de fixatie faken. Toen heeft iemand de kluis gepakt en onder het bankje gezet.
Deze door verdachte geschetste toedracht van het gebeurde sluit aan bij de eerdere verklaringen van [medeverdachte] en de bevindingen van de groepsleiding.
Ook de groepsleiders achtten het onmogelijk dat [medeverdachte] alles alleen heeft gedaan. Daarnaast is het tijdstip waarop [medeverdachte] met dit alternatieve scenario komt opvallend, namelijk op het moment dat hij reeds een PIJ-maatregel opgelegd heeft gekregen en wat dat betreft niets meer te verliezen heeft.
Op basis van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05-092922-19 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-049632-19 (gevoegd):
1.hij opof omstreeks26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rhedentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,kleren en/ofschoenen, in elk geval enig goed, diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde,te wetenaan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en,vergezelden/of gevolgdvan geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- opdringen aan die [aangever 1]en/of die [aangever 1] omringen/insluitenen/of(vervolgens)
- (be)geleiden /dwingen van die [aangever 1] tot het meelopen naar een andere locatie (ter hoogte van een optiekzaak),althans gedwongen een bepaalde route te volgenen/of
- op intimiderende wijze toespreken met de woorden: "als je nu weg gaat rennen dan gebeuren er hele andere dingen" en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of hetgeven vanzgn"klapjes"in/op/tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of
- gebieden/dwingen van die [aangever 1] om zich tot aan zijn onderbroek uit te kleden en/of
- filmen/maken van opnamen van die [aangever 1] terwijl voornoemde [aangever 1] zich op dat moment aan het uitkleden was en/of
- op intimiderende wijze laten afgeven van de mobiele telefoon van die [aangever 1] ,
2.hij opof omstreeks26 februari 2019, te Dieren, gemeente Rhedentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon (Iphone 6S),in elk geval enig goed,diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te wetenaan [aangever 1] toebehoorde, heeft vernield,beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 05-092922-19:
1.hij opof omstreeks10 maart 2019 te Deelen , gemeente Ede tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),althans alleen,een (zogenaamde) druppel/elektronische sleutel,in elk geval enig goed,die/dat geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stichting [stichting] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij inof omstreeksde periode van 10 maart 2019 tot en met 12 maart 2019 te Deelen , gemeente Ede tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),althans alleen,een pinpas en/ofeen geldkist,in elk geval enige goederen,die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te wetenaan Stichting [stichting] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie/datweg te nemen goed(eren)onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (zogenaamde) druppel/elektronische sleutel;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 05-092922-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 05-092922-19 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Uit de Pro-Justitia rapportage (aanvullende psychiatrisch rapport) van 24 november 2020 blijkt dat verdachte ten aanzien van de feiten in Dieren volgens psychiater C.J.F. Kemperman verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte heeft impulscontrole problemen inzake het reguleren van zijn boosheid. Mogelijk werd dit versterkt door cocaïnegebruik en de zgn. peergroup.
Ook psycholoog A. Soetendaal heeft in het rapport van 16 november 2020 geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Er is sprake van een reactieve hechtingsstoornis, beperkte coping-mogelijkheden en een diffuse identiteitsontwikkeling.
Op grond van bovenstaande rapportages komt het hof tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van de feiten met parketnummer 05-049632-19. Hiermee zal in de strafmaat rekening worden gehouden.

Oplegging van straf en/of maatregel

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden en dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van drie jaren. Daarnaast heeft zij het hof verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 05/152386-16 af te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het door verdachte reeds ondergane voorarrest.
Beoordeling door het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige feiten.
In februari 2019 heeft hij, naar aanleiding van een ruzie die een vriend van hem met aangever [aangever 1] had, het slachtoffer gedwongen mee te lopen naar een meer afgelegen plek. Terwijl zij daar heen liepen, gedroeg verdachte zich intimiderend, onder andere door aangever klapjes in het gezicht te geven. Verdachte droeg het slachtoffer op bijna al zijn kleren uit te trekken. Verdachte heeft dit ook gefilmd en dit filmpje gedeeld met anderen. De kleding van het slachtoffer is vervolgens door verdachte meegenomen. Ook moest het slachtoffer zijn telefoon afgeven die vervolgens door verdachte is vernield.
Dit zijn zeer ernstige feiten en zulk optreden getuigt van zorgwekkend weinig respect voor de integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer geeft ook aan dat het feit zeer veel impact op hem heeft gehad. In de toelichting op zijn vordering tot schadevergoeding wordt vermeld dat het slachtoffer tijdens het incident heel bang is geweest. Veel jongens op school hebben het filmpje dat door verdachte is gemaakt gezien, wat heel vernederend was. Het slachtoffer heeft nog steeds af en toe last van terugkerende beelden van de situatie. Hij is ook heel boos en heeft minder vertrouwen in de mens.
Vervolgens, in maart 2019, heeft verdachte zich met medeverdachte(n) schuldig gemaakt aan diefstal van een druppel (sleutel) van het kantoortje van de instelling waar hij op dat moment verbleef en kort daarop aan de diefstal van een geldkistje en een pinpas uit dat kantoortje. Verdachte is daarbij planmatig te werk gegaan en heeft de leiding van de instelling tot tweemaal toe misleid. Dit feit getuigt van berekenend gedrag en van weinig respect voor het eigendom van anderen.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 november 2020.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapporten van psychiater C.J.F. Kemperman (gedateerd 24 november 2020) en psycholoog A. Soetendaal (gedateerd 16 november 2020). Uit deze rapporten komt onder andere naar voren dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en een reactieve hechtingsstoornis. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. De psychiater komt tot het advies om een PIJ-maatregel op te leggen bij bewezenverklaring van de feiten met slachtoffer [aangever 1] . De psycholoog geeft aan dat de PIJ-maatregel het meest passend lijkt bij de behandelnoodzaak van verdachte in relatie tot de ernst van zijn problematiek en het recidiverisico. Hoewel al diverse interventies, residentieel en ambulant, strafrechtelijk en civielrechtelijk, zijn ingezet zonder blijvend resultaat en zonder beïnvloeding van de kern van de problematiek in gunstige zin, wordt door beide deskundigen een nieuwe behandelpoging van groot belang geacht. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel sluit aan bij de ernst van de problematiek van verdachte. Met deze maatregel wordt ingeschat dat de scheefgroeiende ontwikkeling van betrokkene deels gekeerd kan worden en dat het recidive kan verminderen, aldus de psycholoog.
Door de Raad voor de Kinderbescherming zijn meerdere rapporten over verdachte geschreven. Het meest recente is van 7 december 2020, waarin de Raad zich aansluit bij de rapporten van de psycholoog en psychiater en het hof adviseert om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Ter zitting van het hof op 15 december 2020 heeft [jeugdzorgwerker] , jeugdzorgwerker, aangegeven geen mogelijkheden te zien binnen de jeugdreclassering. Verdachte dient beschermd te worden tegen invloeden van buitenaf. Momenteel, binnen een gesloten setting, gaat het goed met verdachte en zijn positieve gedrag is goed zichtbaar. De positieve ontwikkeling die verdachte nu doormaakt, komt doordat hij binnen zit en geen verleidingen om zich heen heeft. Gelet op de problematiek van verdachte is een PIJ-maatregel de enige optie.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Het hof legt daarnaast aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op voor de duur van drie jaren. Het hof stelt vast dat de onder 05-049632-19 feit 1 primair en de onder 05-092922-19 feiten 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdzorgwerker in hun rapporten en ter zitting vermelden, is het hof tot het oordeel
gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de
veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen
van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Het hof realiseert zich dat de PIJ maatregel een zeer zwaar middel is en dat dit veel
impact heeft op het leven van verdachte. Het hof vindt de oplegging van dit middel
niettemin passend. Verdachte heeft eerder misdrijven gepleegd. Er is al fors ingezet op
behandeling van verdachte zonder dat dit voldoende resultaat heeft gehad. Bij de huidige
feiten heeft verdachte laten zien dat hij volledig voorbij gaat aan de impact van zijn handelen op anderen, dat hij intimiderend kan zijn en het hem kennelijk koud laat dat hij een ander angst toe brengt. Verdachte laat met de diefstal van de sleutel en het kluisje ook zien planmatig en misleidend te werk te kunnen gaan en anderen in zijn plannen te kunnen
betrekken. Het hof vindt dit zeer zorgelijk en acht het ter voorkoming van
recidive noodzakelijk dat verdachte behandeling krijgt. Door de deskundigen is goed gemotiveerd waarom dit niet in een ambulant kader kan.
Het hof overweegt dat de PIJ-maatregel onder andere zal worden opgelegd ter zake van
een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het
lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk
is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.370,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair, 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade bestaat uit € 120,43 aan materiële schade voor de vernielde telefoon (€ 115,-) en de reiskosten (€ 5,43) alsmede € 1.250,- aan immateriële schade. Ten tijde van het incident was het slachtoffer minderjarig. Hij moest zich uitkleden tot op zijn ondergoed, zijn kleren en schoenen zijn meegenomen en van het gebeurde is een filmpje gemaakt dat door verdachte is verspreid en daardoor door veel jongens van school is gezien. Hij schaamde zich hiervoor, sliep slecht en had is hiervoor naar een psycholoog geweest. Daarom acht het hof, mede rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, een bedrag van € 1.250,- aan immateriële schade billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof zal geen gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraak af te wijken.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de rechtbank Gelderland d.d. 14 mei 2018 (onder parketnummer 08/152386-16) is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met bevel dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de in eerste aanleg ingediende vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen, gelet op het belang van de behandeling van verdachte in het kader van de door haar gevorderde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Het hof is van oordeel dat in geval van overtreding van de algemene voorwaarde in beginsel de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf dient te volgen, behoudens zeer bijzondere omstandigheden.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het in het onderhavige geval onwenselijk zou zijn wanneer de (noodzakelijke) behandeling van verdachte wordt doorkruist door de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie. Daarom zal het hof de vordering afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05-092922-19 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 05-092922-19 onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 5 (vijf) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan verdachte op de maatregel van plaatsing in een
inrichting voor jeugdigenvoor de duur van 3 (drie) jaren.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair, 2 bewezenverklaarde
tot het bedrag van
€ 1.370,43 (duizend driehonderdzeventig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 120,43 (honderdtwintig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-049632-19 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen
€ 1.370,43 (duizend driehonderdzeventig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 120,43 (honderdtwintig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 februari 2019.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08/152386-16.
Aldus gewezen door
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Paauw-de Jong, griffier,
en op 12 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. D. Visser en mr. J. de Paauw-de Jong zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 januari 2021.
De samenstelling van het gerechtshof is als bovenvermeld.
mr. J. van Onna, advocaat-generaal,
mr. A.C. Jochems, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.