ECLI:NL:GHARL:2021:2492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
200.280.800/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over omgangsregeling en verwijdering van foto's van minderjarige van sociale media

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door de moeder van een vijfjarige dochter tegen de vader. De moeder vordert dat de vader foto’s van hun dochter van sociale media, zoals Facebook en Instagram, verwijdert. De vader heeft de dochter erkend en de moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit. De ouders hebben tot oktober 2016 een relatie gehad en zijn sindsdien in een juridische strijd verwikkeld over de omgangsregeling. De vader heeft in 2018 een procedure gestart over de omgang met de dochter, maar door de coronamaatregelen zijn eerdere afspraken uitgesteld.

In de kortgedingprocedure heeft de vader een omgangsregeling gevorderd, terwijl de moeder in reconventie heeft gevorderd dat de vader de foto's van de dochter van sociale media verwijdert. De voorzieningenrechter heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar de vordering van de moeder is afgewezen. De moeder is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan, waarbij zij een wijziging van de omgangsregeling en toewijzing van haar vordering tot verwijdering van de foto's heeft gevraagd.

Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep voor wat betreft de omgangsregeling, omdat er inmiddels een eindbeslissing is genomen door de bodemrechter. Wat betreft de foto's heeft het hof vastgesteld dat de vader foto's van de dochter op sociale media heeft staan die voor iedereen zichtbaar zijn, wat de privacy van het kind raakt. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder een spoedeisend belang heeft bij haar vordering en heeft de vader veroordeeld om de foto's te verwijderen die niet afgeschermd zijn. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.280.800/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 198820)
arrest in kort geding van 16 maart 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende in [A] ,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. A. Mulder, kantoorhoudende te Groningen,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende in [A] ,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M. Schlepers, kantoorhoudende te Groningen.

1.Onderwerp

Dit hoger beroep gaat over de omgangsregeling van de vader met [de minderjarige] , de inmiddels vijfjarige dochter van partijen. Verder is aan de orde de vraag of de vader foto’s van [de minderjarige] van Facebook (en andere sociale media) moet verwijderen.

2.De vaststaande feiten

2.1
Partijen hebben tot oktober 2016 een relatie gehad. Zij zijn de ouders van
[de minderjarige] , geboren [in] 2016. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit.
2.2
De vader is in 2018 een procedure gestart over onder meer de omgang met [de minderjarige] .
De rechtbank heeft bij beschikking van 2 juli 2019 de beslissing op de verzoeken van de vader aangehouden om de ouders de gelegenheid te geven deel te nemen aan twee hulpverleningstrajecten bij [B] . De geplande vervolgzitting op 19 maart 2020 is in verband met de coronamaatregelen uitgesteld.
2.3
De vader had begin 2020 op regelmatige basis begeleide omgang met [de minderjarige] .
Die omgang is gestopt vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus.

3.De kortgedingprocedure bij de rechtbank

3.1
De vader heeft op 29 mei 2020 de moeder in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. De vader heeft, kort samengevat, gevorderd dat de voorzieningenrechter een (voorlopige) omgangsregeling zal vaststellen:
- op woensdagen van 9.00 uur tot 17.00 uur,
- van zaterdag 9.00 uur tot zondag 16.00 uur, en
- voor de helft van de vakanties en feestdagen.
Ook heeft hij gevorderd dat als de moeder de omgangsregeling niet nakomt, zij een dwangsom moet betalen.
3.2
De moeder heeft ook een vordering (in reconventie) ingesteld. Zij heeft gevorderd dat de vader alle foto’s van [de minderjarige] van sociale media moet verwijderen, eveneens op straffe van een dwangsom.
3.3
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 18 juni 2020 een (voorlopige) omgangsregeling vastgesteld, die in fasen toewerkt naar eenmaal per twee weken op zaterdag acht uren onbegeleide omgang bij de vader thuis, tot in de bodemprocedure een definitieve regeling is bepaald. De (reconventionele) vordering van de moeder is afgewezen.

4.De (verdere) procedure in hoger beroep

4.1
De moeder is van het vonnis van de voorzieningenrechter in hoger beroep gekomen. Zij vordert - samengevat – dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter zal vernietigen voor zover de omgang tussen de vader en [de minderjarige] (vanaf 22 augustus 2020) onbegeleid zal zijn. Zij wil dat een voorlopige omgangsregeling zal gelden van eenmaal per twee weken op zaterdag vier uren omgang, onder begeleiding, bij de vader thuis.
Ook vordert zij vernietiging van het vonnis, voor zover haar (reconventionele) vordering is afgewezen en vordert dat die alsnog wordt toegewezen.
4.2
De vader vindt dat de beslissing van de voorzieningenrechter in stand moet blijven.
4.3
Bij tussenarrest van 24 november 2020 heeft het hof een enkelvoudige mondelinge behandeling van partijen gelast. Daarna heeft het hof nog ontvangen een H12-formulier met bijlagen van mr. Mulder van 6 januari 2021.
4.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021. Beide partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Na afloop van de mondelinge behandeling is arrest bepaald op 16 maart 2021.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

De (voorlopige) omgangsregeling
5.1
In de kwestie van de omgangsregeling hebben zich inmiddels nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Vanaf 22 augustus 2020 heeft [de minderjarige] eenmaal per twee weken op zaterdag onbegeleide omgang met de vader bij hem thuis. Vanaf 5 september 2020 gaat het om acht uren per zaterdag.
De rechtbank heeft op 24 november 2020 een eindbeslissing gegeven op het verzoek van de vader om een omgangsregeling. Deze beslissing komt er kort gezegd op neer dat wordt toegewerkt naar een contactregeling van een weekend per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, en daarnaast de helft van vakanties en feestdagen.
5.2
De rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter al een beslissing in de hoofdzaak heeft gegeven, dient in beginsel zijn oordeel af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter. Het doet er in dat verband niet toe of (bijvoorbeeld) de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel.
5.3
In deze zaak heeft de bodemrechter in de loop van deze procedure in hoger beroep een eindbeslissing gegeven over de omgangsregeling. De moeder heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot een afwijking van het in 5.2 genoemde beginsel. Zij heeft daarmee geen belang meer bij een beslissing van het hof over de op dit punt gevorderde voorlopige voorziening. De moeder heeft op de zitting ook niet kunnen aangeven welk belang zij daarbij nog zou hebben.
5.4
Het hof zal de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep, voor zover dit ziet op de beslissing over de voorlopige omgangsregeling.
De foto’s van [de minderjarige] op sociale media
5.5
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
5.6
Op de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de vader inderdaad foto’s van [de minderjarige] op Facebook (en Instagram) heeft staan en dat deze door iedereen kunnen worden gezien. Zijn account is op dat punt niet afgeschermd. Dit raakt de privacy van [de minderjarige] . Gelet op deze vaststelling is het hof van oordeel dat de moeder een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
5.7
Vervolgens dient het hof te beoordelen of, gelet op de belangen van partijen, de gevraagde voorlopige voorziening moet worden gegeven. Het hof zal bij deze belangenafweging in elk geval het voorlopige karakter van zijn oordeel, de (beweerde) spoedeisendheid, de ingrijpendheid of onomkeerbaarheid van de voorziening en de voor- en nadelen van het uitblijven daarvan in aanmerking nemen, waarbij het belang van [de minderjarige] uitdrukkelijk meegewogen moet worden.
5.8
De moeder heeft gesteld dat de vader tegen haar uitdrukkelijke wens in foto’s van [de minderjarige] op Facebook plaatst. Hij heeft veel Facebookvrienden en vanwege het milieu waarin de vader in het verleden verkeerde acht de moeder dat gevaarlijk. Hetzelfde geldt voor foto’s van [de minderjarige] op Instagram. De vader heeft verklaard dat hij trots is op [de minderjarige] en daarom de foto’s graag wil delen. Toen de moeder en hij nog een relatie hadden postten zij ook veel foto’s. Hij heeft Instagram en daarop staan eveneens foto’s van [de minderjarige] .
5.9
Het hof is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat een voorlopige voorziening nodig is waarbij de vader verplicht wordt om alle foto’s van [de minderjarige] te verwijderen van de sociale media waarop de vader actief is. Weliswaar verwijst de moeder naar het gevaar in verband met het risicovolle verleden van de vader, maar dat gevaar is onvoldoende onderbouwd. Een concreet voorbeeld van wat er zou kunnen gebeuren heeft zij niet kunnen geven. Het hof neemt daarin mee dat de moeder niet heeft weersproken dat partijen tijdens hun relatie veel foto’s plaatsten op sociale media. Waarom dat volgens de moeder toen wel en nu niet meer zou kunnen, heeft zij niet kunnen uitleggen. Zolang de foto’s uitsluitend zichtbaar zijn voor de ‘vrienden’ of ‘volgers’ van de vader op Facebook of Instagram vindt het hof de risico’s van het maken van misbruik van de foto’s door het vroegere netwerk van de vader klein. Daarbij heeft de moeder onvoldoende onderbouwd dat de vader veel meer ‘vrienden’ of ‘volgers’ heeft dan een gemiddelde gebruiker van Facebook of Instagram. Wel vindt het hof het – mede vanwege de weerstand van de moeder – onwenselijk dat de foto’s van [de minderjarige] openbaar zijn, waardoor iedereen deze foto’s kan zien. Op het moment dat het account van de vader niet is afgeschermd, en de foto’s niet privé zijn, wordt het gevaar dat de foto’s worden misbruikt groter en is plaatsing van foto’s in ieder geval niet in het belang van [de minderjarige] . Het hof zal daarom de door de moeder gevraagde voorziening beperkt toewijzen tot foto’s die voor iedereen zichtbaar zijn. Dat geldt dan ook voor zogenoemde profielfoto’s waarop [de minderjarige] staat en die niet afgeschermd zijn. Op dat punt zal het hof het bestreden vonnis vernietigen, en beslissen als hierna staat vermeld.
5.1
Voor een dwangsom ziet het hof geen aanleiding. De vader heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij de beslissing van het hof zal uitvoeren. Ook verder vindt het hof een dwangsom op dit moment niet wenselijk omdat de ouders nog hun best doen om de verstoorde onderlinge verstandhouding te verbeteren.
5.11
Gelet op de omstandigheid dat partijen een relatie hebben gehad en de zaak om hun dochter gaat, zal het hof bepalen dat de ouders in de procedure in hoger beroep ieder de eigen kosten zullen dragen.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover dat ziet op de door de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen op 18 juni 2020 in conventie vastgestelde (voorlopige) omgangsregeling;
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 18 juni 2020 voor zover dat ziet op de beslissing in reconventie en doet opnieuw recht:
veroordeelt de vader de foto’s van [de minderjarige] te verwijderen (en verwijderd te houden) van de sociale media waarop hij actief is (Facebook, Instagram) voor zover deze foto’s niet afgeschermd zijn, en dus voor iedereen zichtbaar zijn, binnen twee dagen na betekening van dit arrest;
verklaart dit arrest wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten zullen dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, O.E. Mulder en C. Koopman en is in tegenwoordigheid van de griffier door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
16 maart 2021.