ECLI:NL:GHARL:2021:250

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
200.268.316/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening bij ontbinding van huurkoopovereenkomst en de gevolgen voor kredietnemer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2021, gaat het om een geschil tussen Koffiebranderij Beukenhorst BV en V.O.F. De Kosterij. Beukenhorst, de appellante, vordert een vergoeding voor het gebruik van koffiemachines die in een huurkoopovereenkomst zijn gekocht door De Kosterij. De Kosterij heeft in oktober 2017 twee koffiemachines van Beukenhorst gekocht, met een totale koopprijs van € 16.000,- exclusief btw, te betalen in maandelijkse termijnen. Echter, in oktober 2018 heeft Beukenhorst de machines weer ingenomen omdat De Kosterij stopte met de exploitatie van haar koffie- en theehuis. Beukenhorst heeft een gebruiksvergoeding van € 3.200,- in rekening gebracht voor de periode dat de machines zijn gebruikt.

De kantonrechter heeft de vordering van Beukenhorst afgewezen en die van De Kosterij toegewezen. Beukenhorst is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld over de verrekening van bedragen bij ontbinding van de huurkoopovereenkomst. Het hof oordeelt dat artikel 7:92 BW van dwingend recht is en dat van deze regel niet ten nadele van de kredietnemer kan worden afgeweken. Beukenhorst moet haar stellingen onderbouwen en bewijzen, wat zij niet heeft gedaan. Het hof concludeert dat de vordering van Beukenhorst niet kan worden toegewezen, en dat de vordering van De Kosterij niet toewijsbaar is wegens gebrek aan onderbouwing.

Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover dat in reconventie is gewezen en wijst die vordering af. Beukenhorst wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, terwijl de kosten van de reconventie in eerste aanleg aan De Kosterij worden toegewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.268.316/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7471319)
arrest van 12 januari 2021
in de zaak van
Koffiebranderij Beukenhorst BV,
gevestigd in Lichtenvoorde,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Beukenhorst.
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen. kantoorhoudend in Twello.
tegen

1.V.O.F. [geïntimeerde1] (h.o.d.n. De Kosterij),

gevestigd te [B] ,
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [A] ,
3.
[geïntimeerde3],
wonende te [A] ,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna samen te noemen:
De Kosterij c.s.,
advocaat: mr. F.H. Kappelhof, kantoorhoudend in Delfzijl.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
De in het tussenarrest van 7 januari 2020 bevolen zitting is niet doorgegaan: Beukenhorst heeft een memorie van grieven (met bijlagen) ingediend, waarop de Kosterij c.s. hebben geantwoord (ook met een bijlage). Daarna hebben partijen het hof gevraagd weer uitspraak te doen.

2.Waar gaat dit geschil over?

2.1
Beukenhorst vordert een vergoeding voor het gebruik van koffiemachines. Die vordering heeft de volgende achtergrond.
2.2
De Kosterij, die een koffie- en theehuis heeft geëxploiteerd, heeft in oktober 2017 twee koffiemachines van Beukenhorst gekocht, met inruil van twee gebruikte koffiemachines. In de huurkoopovereenkomst staat dat de volledige koopprijs van € 16.000,- exclusief btw (€ 3.360,-) in maandelijkse termijnen van € 666,67 zou worden betaald, met ingang van oktober 2018. Nog dezelfde maand heeft De Kosterij de btw betaald.
2.3
In oktober 2018 heeft Beukenhorst de koffiemachines weer ingenomen, omdat De Kosterij met de exploitatie van het koffie-en theehuis stopte. Beukenhorst heeft € 16.000,- inclusief btw gecrediteerd en heeft een gebruiksvergoeding van € 3.200,- met btw in rekening gebracht over de periode 1 oktober 2017 tot en met september 2018 (20% van € 16.000,-). Beukenhorst heeft gevorderd dat De Kosterij wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag (€ 3.872,- inclusief btw), vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. De Kosterij heeft een tegenvordering ingesteld van € 516,75 (een overeengekomen bonus) en kosten.
2.4
De kantonrechter heeft de vordering van Beukenhorst afgewezen en die van De Kosterij toegewezen. De strekking van het hoger beroep is, dat de vordering van Beukenhorst alsnog wordt toegewezen, met afwijzing van de vordering van De Kosterij.

3.Het oordeel van het hof

Artikel 7:92 BW is van dwingend recht
3.1
De kantonrechter heeft terecht vooropgesteld dat verrekening plaatsvindt als bij ontbinding van een huurkoopovereenkomst wegens het niet nakomen door de huurkoper van zijn verplichtingen één van de partijen in een betere vermogenstoestand zou raken, en dat van die regel niet ten nadele van de kredietnemer kan worden afgeweken (de artikel 7:92 en 7:98 BW). Beukenhorst kan zich dus niet beroepen op een afspraak die met deze bepaling in strijd is.
Beukenhorst moet de afspraak waarop zij beroept onderbouwen en zo nodig bewijzen. Als de afspraak komt vast te staan, moet De Kosterij bewijzen dat zij erdoor wordt benadeeld
3.2
Beukenhorst voert aan dat de ingeruilde koffiemachines geen waarde hadden, ook al vermelden de order en de factuur van de nieuwe machines een aftrek van € 16.085,- voor 'Bijdrage Beukenhorst + inruil 2 x Melitta' respectievelijk 'Bijdrage Beukenhorst koffie + inruil machines'. Volgens Beukenhorst is het als volgt gegaan. De oude machines zijn direct afgegeven aan een afvalverwerkingsbedrijf. De aftrek is een afgerond bedrag, met de bedoeling op een eindbedrag van € 16.000,- te komen. Die 'bijdrage' is 'traceerbaar' wanneer wordt gekeken naar 'de bijdrage Beukenhorst' in 2007 van € 15.150,-. In 10 jaar 'indexering' resulteert dat volgens Beukenhorst in € 16.085,-. De Kosterij heeft de rekening voor de nieuwe machines niet betaald, maar heeft ze wel ongeveer een jaar gebruikt. Toen De Kosterij met haar bedrijfsvoering stopte, heeft zij er in overleg met Beukenhorst voor gekozen de apparaten niet over te nemen, maar terug te bezorgen. Daarbij zou voor het gebruik 20% worden betaald van de aankoopwaarde van € 16.000,-. De desbetreffende factuur zou worden gecrediteerd - wat ook is gebeurd.
3.3
Bij de verdere beoordeling is van belang een onderscheid te maken tussen deze afspraak en de stelling dat de Kosterij hierdoor wordt benadeeld. Het eerste moet Beukenhorst onderbouwen en - zo nodig - bewijzen. De verplichting het tweede te onderbouwen en bewijzen, ligt op de weg van De Kosterij. Steeds geldt echter ook dat de wederpartij een deugdelijk verweer moet voeren als de stellingen van de andere partij goed zijn onderbouwd. Hierna zal blijken dat Beukenhorst dat laatste heeft nagelaten.
Als de afspraak waar Beukenhorst zich op beroept al zou komen vast te staan, dan zou ook vaststaan dat De Kosterij daardoor wordt benadeeld
3.4
Als al zou vaststaan dat De Kosterij heeft ingestemd met een gebruiksbijdrage van € 3.200,- exclusief btw (wat zij ontkent), dan komt de vraag op of zij daardoor wordt benadeeld. Dat is volgens haar het geval, omdat zij de koffiemachines voor € 32.085,- heeft gekocht. Zoals de kantonrechter al heeft overwogen, zou de afspraak er volgens De Kosterij op neerkomen dat zij in totaal voor een jaar € 19.285,- aan Beukenhorst moet voldoen (32.085 - 16.000 + 3.200). Dat bedrag overstijgt ruim de waardevermindering van de machines gedurende ongeveer een jaar.
3.5
Het verweer van De Kosterij over de waarde van de ingeruilde machines vindt in hoge mate steun in de offerte en factuur van Beukenhorst zelf. Het had daarom op de weg van Beukenhorst gelegen te onderbouwen dat (en waarom) De Kosterij er niet van heeft mogen uitgaan dat zij door de inruil € 16.085,- van de koopprijs heeft voldaan. Dat is niet gebeurd:
- ten eerste heeft Beukenhorst niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat de nieuwwaarde die in deze stukken is genoemd niet realistisch zou zijn;
- ten tweede heeft Beukenhorst niets gesteld over de aard en hoogte van enige 'bijdrage' van haarzelf die (naast de inruilwaarde) in de berekening van het bedrag van € 16.085 zou moeten worden betrokken. Dat een vergelijkbare formulering tien jaar eerder is gebruikt, betekent niet dat De Kosterij heeft moeten begrijpen dat de aftrek van dit bedrag (cryptisch geformuleerd als een 'bijdrage') feitelijk neerkwam op een commerciële korting die was gerelateerd aan de voorziene afname van koffiebonen. Bovendien luidt die eerdere formulering anders, namelijk '40% korting \+ Bijdrage Beukenhorst'. Ook als de oude machines voor Beukenhorst waardeloos waren, dan nog betekent dat niet dat De Kosterij heeft moeten begrijpen dat het bedrag dat voor de inruil in de offerte en factuur is opgenomen, niet in aftrek op de koopsom is gebracht.
- ten derde: Beukenhorst heeft meer in het algemeen ook niet aangevoerd dat partijen een aanzienlijke korting op de koopprijs van de machines hebben afgesproken.
3.6
Het beroep dat Beukenhorst op grond van dezelfde feiten (subsidiair) nog heeft gedaan op het leerstuk van ongerechtvaardigde verrijking, is in het licht van het voorgaande niet onderbouwd. Dat betekent dat de vordering van Beukenhorst niet kan worden toegewezen. Aan bewijsvoering komt het hof niet toe, bij gebrek aan toereikende onderbouwing en gemotiveerde betwisting. Het bewijsaanbod dat is gedaan ten aanzien van de gemaakte afspraak is voor de verdere beoordeling niet van belang.
De vordering van De Kosterij is niet toewijsbaar
3.7
De vordering van De Kosterij is gemotiveerd bestreden: volgens Beukenhorst is die niet anders onderbouwd dan met een factuur van Snijder van 14 oktober 2018, terwijl hij op 26 september 2018 al had geschreven dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hadden. Dit verweer slaagt, nu de vordering het inderdaad zonder verdere onderbouwing moet doen, en een specifiek bewijsaanbod ten aanzien van de verschuldigdheid van deze bonus van de kant van De Kosterij ontbreekt.
De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van Beukenhorst
3.8
Beukenhorst zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit hoger beroep worden veroordeeld tariefgroep I, 1 punt).
De beslissing
Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen van 20 augustus 2019 voor zover dat in reconventie is gewezen en wijst die vordering af.
Het hof veroordeelt De Kosterij in de kosten van de reconventie in eerste aanleg. Tot aan deze uitspraak worden die kosten aan de kant van Beukenhorst vastgesteld op nihil aan verschotten en op € 60,- aan salaris.
Het hof bekrachtigt het genoemde vonnis voor zover dat in conventie is gewezen.
Het hof veroordeelt Beukenhorst in de kosten van het hoger beroep. Tot aan deze uitspraak worden die kosten aan de kant van De Kosterij vastgesteld op € 741,- aan verschotten en op € 759,- aan salaris.
Ten aanzien van de proceskostenveroordelingen is deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad. Wat verder is gevorderd, wordt afgewezen.
Dit arrest is gegeven door mrs. M.W. Zandbergen, I. Tubben en J. Smit en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.