Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot instelling van een mentorschap voor [verzoeker]. Het verzoek was ingediend door zijn zoon, [belanghebbende5], en had als doel om Stichting [belanghebbende1] als mentor aan te stellen. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had dit verzoek eerder afgewezen in een beschikking van 25 februari 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2020 was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Kaya. De overige belanghebbenden waren niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] in eerste instantie had aangegeven geen mentorschap nodig te hebben, maar later van gedachten was veranderd. De advocaat van [verzoeker] stelde dat hij niet goed begreep wat mentorschap inhield. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat was om zijn belangen zelf te behartigen. De problemen die hij ervaart, zijn voornamelijk gerelateerd aan financiële zaken en communicatieproblemen met zijn huidige bewindvoerder. Het hof concludeerde dat benoeming van een andere bewindvoerder mogelijk voldoende rust zou kunnen bieden aan [verzoeker] om zijn belangen zelf te kunnen behartigen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, wat betekent dat het verzoek tot instelling van een mentorschap is afgewezen. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat Stichting [belanghebbende1] per 1 februari 2021 de taak van bewindvoerder van [verzoeker] zal overnemen, wat kan bijdragen aan een betere situatie voor hem.