Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 april 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met een productie;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, en
- een journaalbericht van mr. Broeders van 29 januari 2021 met producties.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en
- [B] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2004 te [D] en
- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2006 te [E] .
4.De omvang van het geschil
- een zorgregeling vast te stellen, waarbij [de minderjarige1] één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagmiddag, elke woensdag na school tot donderdagavond, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man zal zijn, althans een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht;
- vast te stellen dat de man met ingang van 30 augustus 2019 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] een bedrag van € 224,- respectievelijk € 269,- per maand aan de vrouw dient te betalen;
- voor het geval hangende de procedure mocht blijken dat de man geen mogelijkheden meer heeft zijn WW-uitkering aan te vullen, vast te stellen dat de man vanaf dat moment als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] een bedrag van € 145,- respectievelijk € 190,- per maand aan de vrouw zal voldoen.
- het verzoek van de man in het principaal hoger beroep af te wijzen,
- in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin de ingangsdatum van de kinderalimentatie is vastgesteld en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de ingangsdatum 1 januari 2018, althans 18 januari 2019 wordt, en
- de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen,
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.De beslissing
- eenmaal per veertien dagen een weekend;
- eenmaal per veertien dagen van woensdag na school tot donderdagavond en
- met ingang van heden tot aan de zomervakantie van 2021 in de ander week van woensdag na school tot woensdagavond;
- na de zomervakantie van 2021 iedere week van woensdag na school tot donderdagavond;
- de helft van de vakanties, in onderling overleg tussen partijen te bepalen;
- € 176,- per maand voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;
- € 235,- per maand met ingang van 1 januari 2022;