In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was alleen belast met het gezag over de minderjarige en had eerder te maken gehad met ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter had op 2 november 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 18 november 2021. De moeder was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing te beëindigen of te bekorten. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de GI en de raad voor de kinderbescherming ook vertegenwoordigd waren. De moeder had geen urinecontroles kunnen laten uitvoeren, wat een belangrijk punt van zorg was voor de GI en het hof. Het hof oordeelde dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren, gezien het gebrek aan bewijs dat de moeder vrij was van drugsgebruik. De veiligheid van de minderjarige stond voorop in de beoordeling. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd.