ECLI:NL:GHARL:2021:307
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Sekeris
- Swart
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de toepassing van artikel 5 Wahv in verkeerssituaties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 11 november 2019 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B. de Jong LLB., heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd voor het rechts inhalen waar dat verboden was. De gedraging vond plaats op 31 augustus 2018 op de Rijksweg A12 te Woerden. De kantonrechter had het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de officier van justitie niet adequaat op het verweer van de gemachtigde is ingegaan. Dit gebrek aan motivatie heeft geleid tot de conclusie dat zowel de beslissing van de officier van justitie als die van de kantonrechter ondeugdelijk zijn. Het hof heeft geoordeeld dat er geen reële mogelijkheid was voor de ambtenaar om de bestuurder staande te houden, wat de toepassing van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) rechtvaardigt. De gemachtigde voerde aan dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat de ambtenaar in privétijd en zonder de mogelijkheid tot staandehouding handelde.
Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard. De sanctie is opgelegd zonder dat de identiteit van de bestuurder kon worden vastgesteld, wat in strijd is met de wet. Het hof heeft de inleidende beschikking ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk is gesteld. Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.