ECLI:NL:GHARL:2021:307

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
: Wahv 200.272.144/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • Swart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de toepassing van artikel 5 Wahv in verkeerssituaties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 11 november 2019 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B. de Jong LLB., heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd voor het rechts inhalen waar dat verboden was. De gedraging vond plaats op 31 augustus 2018 op de Rijksweg A12 te Woerden. De kantonrechter had het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de officier van justitie niet adequaat op het verweer van de gemachtigde is ingegaan. Dit gebrek aan motivatie heeft geleid tot de conclusie dat zowel de beslissing van de officier van justitie als die van de kantonrechter ondeugdelijk zijn. Het hof heeft geoordeeld dat er geen reële mogelijkheid was voor de ambtenaar om de bestuurder staande te houden, wat de toepassing van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) rechtvaardigt. De gemachtigde voerde aan dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat de ambtenaar in privétijd en zonder de mogelijkheid tot staandehouding handelde.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard. De sanctie is opgelegd zonder dat de identiteit van de bestuurder kon worden vastgesteld, wat in strijd is met de wet. Het hof heeft de inleidende beschikking ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk is gesteld. Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.272.144/01
CJIB-nummer
: 219655165
Uitspraak d.d.
: 13 januari 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 11 november 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is B. de Jong LLB., kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat bij de officier van justitie verweer is gevoerd dat de beschikking niet met toepassing van artikel 5 van de Wahv had mogen worden opgelegd. De officier van justitie is niet op dit verweer ingegaan en heeft daarmee niet inzichtelijk gemaakt waarom de argumenten geen doel treffen. De beslissing van de officier van justitie is daardoor ondeugdelijk gemotiveerd. De kantonrechter heeft dit miskend, zodat ook die beslissing ondeugdelijk is gemotiveerd. Om die reden kunnen beide beslissingen niet in stand blijven.
2. Het hof stelt met de gemachtigde vast dat de officier van justitie in het geheel niet is ingegaan op deze door hem aangevoerde grond. Hoewel de officier van justitie niet is gehouden om op ieder argument expliciet in te gaan, mag wel worden verwacht dat uit de beslissing blijkt dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Nu de officier van justitie deze grond onbesproken heeft gelaten, voldoet de beslissing niet aan de eis van artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De kantonrechter had om deze reden de beslissing van de officier van justitie moeten vernietigen.
3. Het voorgaande houdt in dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal verklaren en ook die beslissing zal vernietigen.
4. Ter beoordeling staat vervolgens de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie is opgelegd van € 230,- voor: “rechts inhalen waar dat is verboden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 31 augustus 2018 om 16:14 uur op de Rijksweg A12 te Woerden met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
5. De gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking aangevoerd dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd. Artikel 5 van de Wahv is niet bedoeld voor situaties als de onderhavige. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 5 van de Wahv blijkt dat dit artikel in het leven is geroepen voor situaties waarbij in het geheel geen ambtenaar aanwezig is of situaties waarbij in het geheel geen overtreder aanwezig is. Genoemd worden de constateringen met behulp van technische middelen en parkeerovertredingen. Uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt niet dat artikel 5 van de Wahv mag worden toegepast wanneer de ambtenaar in burger is gekleed, in privétijd is, de verkeersdrukte een staandehouding niet toelaat of er sprake is van een statische controle. Er zijn dan namelijk wel een ambtenaar en een bestuurder aanwezig. Dat de ambtenaar geen middelen voorhanden heeft of andere redenen heeft om niet tot staandehouding over te gaan, betekent niet dat artikel 5 van de Wahv kan worden toegepast. Omdat in deze zaak geen sprake is van een parkeerboete of een constatering met behulp van technische middelen kan artikel 5 van de Wahv niet worden toegepast en kan de inleidende beschikking niet in stand blijven. Verder voert de gemachtigde aan dat uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat hij heeft gezien dat een grijze Volkswagen Polo de gedraging heeft begaan. Nu de ambtenaar kennelijk een onjuist kenteken heeft gebruikt - dat behoort bij een Volkswagen Golf - is gerede twijfel ontstaan over de vraag of de betrokkene de gedraging heeft begaan. De gemachtigde concludeert daarom tot vernietiging van de inleidende beschikking.
6. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
7. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de bestuurder van een grijze Polo met kenteken [YY-000-Y] tot tweemaal toe van de meest linker rijstrook, twee rijstroken naar rechts uitweek om verschillende auto’s in te halen. Het was druk en het verkeer reed ongeveer 50 km/h. Ik zag dat verschillende automobilisten moesten remmen omdat de bestuurder van bovengenoemd voertuig continue rechts inhaalde en weer terugvoegde.
(…)
Merk voertuig: Volkswagen.
Type voertuig: Golf.
Opgaven RDW
Merk voertuig: Volkswagen.
Type voertuig: Golf.
Kleur van voertuig: grijs.
(…)
Reden geen staandehouding: wegens drukte op de weg.”
8. Voor zover de ambtenaar niet juist heeft verklaard over het type voertuig - een Polo - waarmee de gedraging is verricht, geeft dit het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar met betrekking tot de constatering dat met het voertuig van de betrokkene rechts is ingehaald. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de ambtenaar, zoals uit het zaakoverzicht blijkt, later in zijn verklaring heeft aangegeven dat het voertuig een Volkswagen Golf betreft en dat die gegevens overeenkomen met de voertuiggegevens van de Dienst Wegverkeer (RDW). Daarnaast heeft de gemachtigde niet onderbouwd dat het voertuig van de betrokkene op de datum en het tijdstip van de gedraging niet op de pleeglocatie aanwezig kon zijn. Aldus kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
9. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt zodat aan hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
10. Het hof volgt de gemachtigde niet in zijn standpunt dat uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat artikel 5 van de Wahv alleen bedoeld is voor situaties waarbij de gedraging met behulp van technische middelen is geconstateerd of in geval van parkeerovertredingen. De voorbeelden in de totstandkomingsgeschiedenis waarop de gemachtigde dit standpunt baseert, behelzen geen limitatieve opsomming. Dit betekent dat ook in andere situaties dan de situaties in de genoemde voorbeelden een sanctie aan de kentekenhouder kan worden opgelegd zonder dat voorafgaande staandehouding heeft plaatsgevonden. Daarbij is het uitgangspunt, zoals hiervoor is overwogen, dat slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, de sanctie aan de kentekenhouder mag worden opgelegd.
11. Het hof gaat er in dit geval van uit dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Uit de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht volgt dat het druk was op de weg, het verkeer met 50 km/h doorreed en het voertuig van de betrokkene van links naar rechts bewoog en weer terug. Daarbij werden verschillende auto’s door de betrokkene ingehaald. Op grond van die omstandigheden acht het hof aannemelijk dat er voor de ambtenaar op dat moment geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder bestond, zodat de ambtenaar terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd. Het hof acht in dit verband van belang dat de ambtenaar niet heeft volstaan met de enkele opmerking dat het ter plaatse druk was, maar in zijn verklaring weergegeven in het zaakoverzicht al nadere informatie heeft verstrekt over de omstandigheden op de A12 op het moment van constateren van de gedraging. Naar het oordeel van het hof dient de opmerking dat het te druk was voor een staandehouding te worden bezien in het licht van die omstandigheden. Het verweer van de gemachtigde treft geen doel.
12. Het voorgaande brengt mee dat het hof het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond zal verklaren.
13. Nu de betrokkene niet in het gelijk is gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van Swart als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.