In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf en een taakstraf geëist. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de terechtzittingen van 8 maart 2021 en het dossier. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich moest verdedigen tegen de agressieve gedragingen van de aangever. Het hof heeft vastgesteld dat er een lange geschiedenis van burenruzies was tussen de verdachte en de aangever, en dat er voorafgaand aan het incident een ruzie was ontstaan. Beide partijen hebben verklaard dat de ander het geweld heeft uitgelokt, maar er was geen sluitend bewijs voor wie de eerste aanval heeft gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in dit geval het voordeel van de twijfel moet krijgen en dat zijn lezing van de gebeurtenissen niet onaannemelijk is. Het hof concludeert dat de verdachte zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat zijn reactie proportioneel was. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.