Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder, [verzoekster], door de kantonrechter. De kantonrechter had op 23 mei 2019 [verzoekster] ambtshalve ontslagen als bewindvoerder en mentor van de rechthebbende, vanwege ernstige zorgen over de uitvoering van haar taken. Het hof heeft de rechtmatigheid van dit ontslag getoetst aan de hand van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een bewindvoerder kan worden ontslagen om gewichtige redenen. Het hof concludeert dat er voldoende gewichtige redenen waren voor het ontslag, waaronder het niet naar behoren uitvoeren van taken en het niet adequaat behartigen van de belangen van de rechthebbende. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] in meerdere dossiers tekortkomingen heeft vertoond, zoals het niet tijdig aanvragen van bijzondere bijstand en het onjuist in rekening brengen van kosten. De kantonrechter had eerder al zorgen geuit over de werkwijze van [verzoekster] en had haar onder verscherpt toezicht gesteld. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de verzoeken van [verzoekster] afgewezen.