ECLI:NL:GHARL:2021:3192
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak van gewoontewitwassen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 15 december 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie, die is ingesteld naar aanleiding van een strafzaak waarin de betrokkene was beschuldigd van gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 14.241,12. De betrokkene is in de strafzaak vrijgesproken, waardoor de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie verworpen en verklaarde het niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering.
De verdediging had bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof erkende dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdediging kon niet aantonen dat de termijnoverschrijding de waarheidsvinding of de verdediging had belemmerd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de betrokkene was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.