ECLI:NL:GHARL:2021:3323

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
21-005098-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van eenvoudige mishandeling met afwijzing voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1960, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 30 september 2019, waarin hij schuldig was verklaard aan eenvoudige mishandeling, maar zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 24 maart 2021, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 750,- had gevorderd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De tenlastelegging betrof een incident op 31 januari 2019, waarbij de verdachte een deur met kracht open zou hebben gegooid, waardoor de aangeefster, die zich achter de deur bevond, geraakt werd. Na het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof echter niet de overtuiging gekregen dat de verdachte opzet had op de mishandeling van de aangeefster, en heeft daarom besloten tot vrijspraak.

Daarnaast heeft het hof het voorwaardelijke verzoek van de advocaat-generaal om getuigen te horen afgewezen, omdat er geen onderbouwing was voor de noodzaak om deze getuigen opnieuw te bevragen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het tenlastegelegde feit te hebben begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005098-19
Uitspraak d.d.: 7 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzakenvan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 september 2019 met parketnummer 18-049857-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling ter zake van het tenlastegelegde tot een geldboete van € 750,- geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Scholtmeijer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 30 september 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door (met kracht) een deur open te gooien/klappen, terwijl die [benadeelde partij] zich achter die deur bevond en geraakt werd door die deur.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte opzet op de tenlastegelegde mishandeling ten aanzien van aangeefster heeft gehad, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek

De advocaat-generaal heeft bij repliek aangevoerd dat, indien het hof de tenlastegelegde mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen acht, hij verzoekt om aangeefster en getuige [getuige] als getuigen te doen horen.
Gelet op de afgelegde verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] in het dossier waarin zij de door hen ervaren toedracht van het feitencomplex gedetailleerd hebben beschreven acht het hof dit, bij gebreke aan een onderbouwing ten aanzien van welke punten aangeefster en [getuige] nader bevraagd zouden moeten worden, niet noodzakelijk. Het hof verwerpt het voorwaardelijk verzoek van de advocaat-generaal.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. M.H.D.M. van Leent en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 7 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.