ECLI:NL:GHARL:2021:3406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
21-006361-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een ontnemingsvordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 18.124,25. De betrokkene, geboren in 1972, had een hennepkwekerij en heeft tegen het eerdere vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 maart 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 18.124,25 schatte, gebaseerd op de opbrengst van de hennepkwekerij en de gemaakte kosten. Het hof heeft de eerdere beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verplichting tot betaling aan de Staat heeft opgelegd. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op 362 dagen. Het hof heeft geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar heeft dit niet verder bestraft omdat dit al in de strafzaak was meegenomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, waarbij de rechter de duur van de gijzeling moet bepalen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006361-18
Uitspraak d.d.: 9 april 2021
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 mei 2018 met parketnummer 16-061510-16 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door betrokkene naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 21.536,56 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.890,26.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden geschat op € 18.124,25 en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De advocaat-generaal gaat uit van één succesvolle oogst van 235 planten. De advocaat-generaal voert aan dat de totale opbrengst van de hennepkwekerij € 21.736,55 bedraagt. In mindering moet worden gebracht de door de politie berekende afschrijvingskosten ad € 200,-, de ingekochte hennepstekken ad € 6,18 per stuk (235 planten x € 6,18 = € 1.452,30), variabele kosten in het verbruik van de assimilatielampen (14 stuks x € 140,- = € 1.960,-).
Totale opbrengst: € 21.736,55
Afschrijvingskosten: € 200,00
Inkoop hennepstekken: € 1.452,30
Variabele kosten lampen:
€ 1.960,00-/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 18.124,25

Standpunt van verdachte

De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij één keer succesvol heeft geoogst en dat hij ongeveer € 8.000,- tot € 9.000,- heeft verdiend aan de hennepkwekerij. Tevens wenst verdachte gemaakte kosten met betrekking tot de inbeslaggenomen auto in minder te brengen op het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals de advocaat-generaal dat heeft voorgesteld.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De betrokkene is bij arrest van dit hof van 9 april 2021 (parketnummer 21-006360-18) ter zake van – kort gezegd – het telen van hennep veroordeeld tot straf.
Met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde handelen waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Het hof zal het door betrokkene verkregen voordeel schatten aan de hand van de berekening zoals vermeld in het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ [1] (hierna: het Rapport). Die berekening is gemaakt aan de hand van de aangetroffen situatie in de door betrokkene gehuurde bedrijfsruimte. Betrokkene heeft weliswaar gesteld dat in zijn kwekerij minder planten per m2 stonden dan in dit rapport tot uitgangspunt wordt genomen maar heeft die stelling niet anders onderbouwd dan ter zitting van het hof een schatting van het aantal planten te noemen waarbij hij verschillende hoeveelheden heeft genoemd. Het hof vindt in die grove en – hoe dan ook - vage benadering van het aantal door betrokkene geen aanleiding af te wijken van de van de in dat rapport gehanteerde berekeningswijze.
Het hof acht de verklaring van betrokkene niet aannemelijk geworden. Het door het hof aangehaalde rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij vormt, afdoende objectief, betrouwbaar en verifieerbaar bewijs. Hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat betrokkene niet daadwerkelijk (meer) voordeel heeft genoten van het bewezenverklaarde feit. Daarmee heeft de betrokkene naar het oordeel van het hof onvoldoende tegen de conclusie van het rapport ingebracht en in zoverre acht het hof het verweer ongegrond. Op basis van het ontnemingsrapport komt het hof tot de volgende vaststelling.
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
Er is sprake van één kweekruimte. In de kweekruimte werden geen planten meer aangetroffen. De oppervlakte voor beplanting in de kweekruimte was 15,7 m2.
Opbrengst hennep per plant
Het BOOM-rapport stelt dat wanneer het aantal planten per m2 niet bekend is, uitgegaan kan worden van 15 planten per m2 (het uit het onderzoek gebleken gemiddelde bij een Nederlandse illegale hennepkwekerij) en de daarbij met een betrouwbaarheid van 95% behorende gemiddelde opbrengst van 28,2 gram hennep per plant.
Opbrengst per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
15,7 m2 x 15 planten x 28,2 gram = 6,627 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijk verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal EUR 3.280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 6,627 kilogram x EUR 3.280,00 = EUR 21.736,56.
Vaststelling eerder oogsten in de kweekruimte
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 1 reeds eerder gerealiseerde oogst in de kweekruimte.

Kosten

Kostenberekening in de kweekruimte
Afschrijvingskosten: € 200,00
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep beargumenteerd dat de kosten voor de inkoop van hennepstekken en de kosten van de assimilatielampen in mindering moeten worden gebracht.
Het hof is van oordeel dat deze kosten in mindering gebracht dienen te worden op het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aldus vastgesteld op € 18.124,25

(€ 21.736,55 -/- afschrijvingskosten € 200,00 -/- inkoop hennepstekken € 1.452,30 -/- variabele kosten assimilatielampen € 1.960,00).
Betrokkene heeft nog aangevoerd dat zijn lease-auto in het kader van de strafzaak gedurende een aantal maanden in beslag is genomen en dat daarom de leasetermijnen die hij wel heeft betaald zonder dat hij de auto kon gebruiken, van het voordeel moeten worden afgetrokken. Het hof volgt betrokkene niet in dat betoog omdat het hier niet gaat om kosten die rechtstreeks verband houden met het verkrijgen van voordeel uit de hennepkwekerij en heeft de geclaimde kosten daarom niet van het hierboven vermelde resultaat afgetrokken.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene acht het hof geen gronden aanwezig om het door de betrokkene te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte bedrag. Het hof gaat er daarbij van uit dat redelijkerwijs te verwachten is dat de betrokkene in de toekomst in staat zal zijn om aan de verplichting tot betaling aan de Staat te voldoen. Betrokkene verricht werkzaamheden in zijn eigen bedrijf en heeft daarbij de mogelijkheid om (veel) uren te maken. Tevens heeft betrokkene aangegeven over een bedrag van € 2.500,- per maand te beschikken om van het leven. Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag.

Overschrijding redelijke termijn

Het hof constateert ambtshalve dat bij de afdoening van de ontnemingsvordering in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Het hof zal in dit geval volstaan met te constateren dat daarvan sprake is omdat in de strafzaak bij de strafoplegging al rekening gehouden is met overschrijding van de redelijke termijn.

Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Artikel 36e, lid 11, van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd bij de op 1 januari 2020 gedeeltelijk in werking getreden Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet van 22 februari 2017, Stb. 2017, 82 (Wet USB)). Op grond hiervan dient de rechter thans bij de oplegging van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de duur van de gijzeling te bepalen die, met toepassing van artikel 36e, lid 11 Sr, ten hoogste kan worden gevorderd. De duur beloopt ten hoogste drie jaren.
Het voorgaande brengt mee dat het hof, gelet op de hoogte van het bedrag dat betrokkene aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dient te betalen, de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 36e, lid 11 Sr ten hoogste kan worden gevorderd, bepaalt op 362 dagen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
18.124,25 (achttienduizend honderdvierentwintig euro en vijfentwintig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 18.124,25 (achttienduizend honderdvierentwintig euro en vijfentwintig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 362 dagen.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 9 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex. art. 36e 2e lid Sr, d.d. 13 maart 2015, opgenomen op pagina 46-56, registratienummer: PL0900-2015069743-2.