ECLI:NL:GHARL:2021:3407

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
21-006360-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 december 2014 tot en met 9 februari 2015. De politierechter had hem een taakstraf van veertig uren opgelegd, subsidiair twintig dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten, wat een overtreding is van artikel 3 onder B van de Opiumwet. De verdachte had tijdens de zitting bekend dat er hennepplanten in het pand waren aangetroffen en dat hij een hennepkwekerij had ingericht. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. Het hof benadrukte dat softdrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat de straffen voor hennepkwekerijen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld.

De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, en het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep in strafmatigende zin meegewogen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006360-18
Uitspraak d.d.: 9 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 mei 2018 met parketnummer 16-061510-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 16 mei 2018 veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen. Het hof komt tot een andere strafoplegging.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 1 december 2014 tot en met 9 februari 2015 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bekend dat er resten van hennepplanten aangetroffen zijn in het pand aan de [adres] . Verdachte huurde het voornoemde pand in de tenlastegelegde periode. Voorts heeft verdachte bekend dat het klopt dat in het voornoemde pand een hennepkwekerij was en dat hij één keer geoogst heeft.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 1 december 2014 tot en met 9 februari 2015 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot oplegging van straf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep in de periode 1 december 2014 tot en met 9 februari 2015 te [plaats] . Het is algemeen bekend dat softdrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van dergelijke softdrugs.
Het hof heeft ook gelet op de straffen die ter zake van hennepkwekerijen plegen te worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor hennepkwekerijen van tussen de honderd en vijfhonderd hennepplanten – welke hoeveelheid in het geval van verdachte van toepassing is - een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand als uitgangspunt genomen. Met deze oriëntatiepunten is de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal thans gevorderde strafeis niet in overeenstemming.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 februari 2021 blijkt dat verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde – ook al is het wat langer geleden - al twee keer eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet. Daarnaast is verdachte, zij het eveneens langer geleden, meermaals onherroepelijk veroordeeld voor andere strafbare feiten.
Aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft ingericht omdat hij wel een geldinjectie kon gebruiken, ziet het hof aanleiding om aan verdachte - gelet op het gemak waarmee hij kennelijk is overgegaan tot het aanleggen van de hennepkwekerij ondanks het gegeven dat hij voor het plegen van hetzelfde delict in het verleden al twee maal was veroordeeld – in elk geval een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf – die in overeenstemming met de bovengenoemde oriëntatiepunten is - dient vooral als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen.
Naast die voorwaardelijke gevangenisstraf legt het hof verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op.
Zoals hiervoor weergegeven geldt als uitganspunt van het LOVS voor gevallen als het onderhavige (onder meer) een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren.
Het hof constateert dat in hoger beroep sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Het hof zal hiermee in strafmatigende zin rekening houden en zal daarom aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 9 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.