ECLI:NL:GHARL:2021:3680

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
21-000641-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, poging tot doodslag en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is schuldig bevonden aan belaging van zijn ex-partner, poging tot doodslag en belediging van politieambtenaren. De verdachte heeft jarenlang zijn ex-partner lastiggevallen door haar te belagen, bedreigen en beledigen. Hij heeft haar herhaaldelijk gebeld en beledigende berichten gestuurd, en heeft zich zelfs bij haar woning opgehouden. Op 8 december 2017 heeft hij, tijdens een heftige ruzie, met een mes in de richting van zijn ex-partner gestoken, terwijl zij op de grond lag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar heeft geacht vanwege zijn psychische problemen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte € 1.300,00 aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000641-19
Uitspraak d.d.: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 januari 2019 met parketnummer
18-720080-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-215264-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 april 2021, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging, afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, oplegging van de maatregel TBS met verpleging van overheidswege en de vordering van de benadeelde partij toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2017 en/of het jaar 2018 (tot en met 12 februari 2018) te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. primair
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2016 en/of jaar 2017 en/of het jaar 2018 (tot en met 12 februari 2018) te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen (te weten onder meer dat die [benadeelde partij] een relatie met hem, verdachte, zou onderhouden en/of dat verdachte zijn kind zou mogen zien), niet te doen, te dulden (te weten dat zij de hierna genoemde gedragingen en/of handelingen van verdachte moest dulden) en/of vrees aan te jagen (te weten dat verdachte die [benadeelde partij] vrees heeft aangejaagd door haar de hierna genoemde bedreigingen toe te voegen in combinatie met de hierna genoemde gedragingen en/of handelingen van verdachte), immers is/heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,
- die [benadeelde partij] telefonisch benaderd (met bedreigende en/of beledigende en/of kwetsende mededelingen) en/of
- die [benadeelde partij] ge-smst en/of ge-appt (met bedreigende en/of beledigende en/of kwetsende mededelingen) en/of
- bij de woning van die [benadeelde partij] aangebeld en/of
- voor de toegangsdeur van de woning van die [benadeelde partij] gestaan en/of (daarbij) die [benadeelde partij] aangesproken en/of staan schreeuwen en/of
- bij de woning/flat van die [benadeelde partij] gestaan en/of daar omheen gelopen en/of
- ( via de balustrade/galerij) omhooggeklommen om bij de woning van die [benadeelde partij] te komen en/of
- voorwerpen tegen een ruit van de woning van die [benadeelde partij] gegooid en/of en/of een ruit van de woning van die [benadeelde partij] vernield en/of
- voor/bij (de voordeur van) de woning van die [benadeelde partij] staan schreeuwen en/of dreigen en/of
- de (voor)deur van de woning van die [benadeelde partij] ingetrapt/opengetrapt, in elk geval tegen de (voor)deur van de woning van die [benadeelde partij] geschopt/getrapt en/of
- die [benadeelde partij] constant in de gaten gehouden en/of
- die [benadeelde partij] (op straat) opgezocht en/of
- die [benadeelde partij] lastiggevallen en/of (een) familielid/familieleden en/of vriend(en) en/of kennis(sen) van die [benadeelde partij] lastiggevallen en/of
- die [benadeelde partij] bedreigd, immers heeft verdachte in voornoemde periode dreigend die [benadeelde partij] een mes getoond en/of die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar tot jouw zoon jou in stukjes ziet." en/of "Ik ga je neersteken!" en/of "Ik schiet je neer. Ik maak je dood. Doe open!" en/of "Je kunt je rouwadvertentie in de krant zien deze week." en/of "Je gaat kapot!" en/of "Let maar op, je gaat helemaal kapot!" en/of "Jij gaat wel merken wat er gebeuren gaat. Het is niet goed. Dat weet ik zeker." en/of "Ik maak je af." en/of "Ik maak je kapot." en/of "Als je met een vriend loopt maak ik hem af.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2017 en/of het jaar 2018 (tot en met 12 februari 2018) te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte in voornoemde periode opzettelijke dreigend die [benadeelde partij] een mes getoond en/of die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar tot jouw zoon jou in stukjes ziet." en/of "Ik ga je neersteken!" en/of "Ik schiet je neer. Ik maak je dood. Doe open!" en/of "Je kunt je rouwadvertentie in de krant zien deze week." en/of "Je gaat kapot!" en/of "Let maar op, je gaat helemaal kapot!" en/of "Jij gaat wel merken wat er gebeuren gaat. Het is niet goed. Dat weet ik zeker." en/of "Ik maak je af." en/of "Ik maak je kapot." en/of "Als je met een vriend loopt maak ik hem af.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. primair
hij op of omstreeks 8 december 2017, in elk geval in het jaar 2017, te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, (toen die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in verdachtes hand(en) in de richting van het hoofd en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 8 december 2017, in elk geval in het jaar 2017, te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [benadeelde partij] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (toen die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in verdachtes hand(en) in de richting van het hoofd en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. meer subsidiair
hij op of omstreeks 8 december 2017, in elk geval in het jaar 2017, te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend (toen die [benadeelde partij] op de grond lag) meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in verdachtes hand(en) in de richting van het hoofd en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [benadeelde partij] te steken en/of te bewegen;
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2018 te [plaats2] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , opzettelijk beledigend een of meer ambtena(a)r(en), te weten [naam1] , hoofdagent van politie, en/of [naam2] , hoofdagent van politie, en/of [naam3] , hoofdagent van politie, en/of [naam4] , hoofdagent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten gedurende verdachtes aanhouding (buiten heterdaad) en/of het overbrengen van verdachte naar een plaats van verhoor/een bureau van politie in diens/dier/hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Jullie zijn allemaal vuile kankerlijers." en/of "Jullie zijn kankerlijers, ik lach jullie allemaal uit, vanmiddag ben ik toch weer vrij en hoop dat jullie vader en moeder allemaal kanker krijgen.", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft veroordeling ter zake van de feiten 2 primair, 3 primair en 4 gevorderd. Daarbij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en een juiste afweging heeft gemaakt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder
2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij] niet betrouwbaar zijn. Voorts volgt uit het dossier niet dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft weliswaar meermaals gebeld naar aangeefster, maar dit vond plaats in een langere periode en verdachte wilde met aangeefster in contact komen over hun gezamenlijke kind. Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte handelde met het tenlastegelegde oogmerk. De teksten die zijn gebruikt zijn weliswaar niet fraai, maar zo gingen partijen nu eenmaal met elkaar om.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde dient ook vrijspraak te volgen, omdat de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij] onbetrouwbaar zijn. Zij heeft pas na een maand aangifte gedaan en haar verklaringen zijn niet consistent. Zij heeft geen letsel opgelopen en wanneer de politie aan de deur komt stuurt zij die weg.
Getuige [getuige] is de enige die het verhaal van [benadeelde partij] bevestigt. Zijn verklaringen zijn eveneens onbetrouwbaar, omdat zij niet consistent zijn. Voorts kan niet worden bewezen dat de kans op de dood van aangeefster [benadeelde partij] aanmerkelijk was.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Betrouwbaarheid van verklaringen
Het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij] is in de kern gelijk aan hetgeen in eerste aanleg daaromtrent naar voren is gebracht. Het hof is van oordeel dat de rechtbank dit verweer terecht en op goede gronden heeft verworpen:
“De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij] betrouwbaar omdat zij gedetailleerd, consistent en verifieerbaar zijn; deze kunnen mitsdien voor het bewijs worden gebruikt.
[benadeelde partij] heeft op 20 en 30 januari 2018 bij de politie verklaringen afgelegd en op 29 oktober
2018 is zij door de rechter-commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank gehoord. De
rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat deze verklaringen niet strijdig zijn.
Opvallend is wel dat zij over het incident op 8 december 2017, het onder 3. ten laste gelegde, bij de rechter-commissaris uitvoeriger heeft verklaard dan zij bij de politie heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit mogelijk door de vraagstelling is veroorzaakt, maar dat het aan de betrouwbaarheid van de verklaring niet afdoet. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat zij niet direct over het incident op 8 december 2017 wilde verklaren, maar hieromtrent ruim een maand later een verklaring heeft afgelegd, ook niet afdoet aan haar betrouwbaarheid. Ze heeft namelijk in januari 2018 niet enkel aangifte van het incident van 8 december 2017 gedaan, maar ook aangifte van belaging, waarvan het incident van 8 december 2017 deel uitmaakt. Belaging is een voortdurend delict en het duurt vaak enige tijd voordat slachtoffers hiervan aangifte doen. Het verweer wordt verworpen.”
Het hof voegt daar nog aan toe dat de enkele omstandigheid dat aangeefster op 8 december 2017 de politie wegstuurde, niet met zich brengt dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Aangeefster heeft immers zelf verklaard dat zij niets tegen de politie wilde zeggen, omdat het allemaal zo heftig was en ze helemaal de weg kwijt was.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige] overweegt het hof als volgt. [getuige] heeft zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn gedetailleerd en grotendeels eensluidend en sluiten aan bij hetgeen aangeefster heeft verklaard. Het hof ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de inhoud van zijn verklaringen.
Bewijsmiddelen en -overwegingen
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof grond zijn bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde.
1.1.
De door verdachte op de terechtzitting van 17 januari 2019 in eerste aanleg afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb een relatie gehad met [benadeelde partij] . Wij hebben samen een zoon. Ik ben wel bij
haar in haar woningflat aan de [adres1] in [plaats1] geweest. Ik had op een
gegeven moment een locatieverbod voor deze flat, maar ook tijdens het locatieverbod ben ik
regelmatig bij haar in de woning geweest. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende
meldingen bij de politie geweest wanneer ik mij in de woning van [benadeelde partij] bevond. We
hadden vaak discussies en de flat is gehorig. Iedereen kan alles horen. De buren hebben de
politie gebeld. Ik ging iedere keer naar haar woning. Ook ging ik naar de woning om mijn zoon te zien.
1.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari
2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer 2018005147 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij]
:
Ik ken [verdachte] ongeveer 6 jaar. Eind 2012 c.q. begin 2013 ben ik vanuit
[plaats3] naar [plaats1] verhuisd. Ik ben toen bij mijn moeder in huis gaan wonen. Heel kort
daarna kwam [verdachte] bij ons inwonen, omdat hij geen onderdak had. [verdachte] heeft ongeveer
drie maanden bij mij en mijn moeder ingewoond. Op dat moment had ik een relatie met [verdachte] .
Ik ben zwanger geraakt van [verdachte] en heb op 23 juli 2014 een zoon gekregen, genaamd
[naam5] . [verdachte] heeft toen ongeveer een jaar of anderhalf jaar vastgezeten. Ik heb vervolgens
nooit meer samengewoond met [verdachte] . Ik had ook geen relatie meer met [verdachte] . Maar
[verdachte] claimt mij, tot op de dag van vandaag, volledig. [verdachte] zegt ook dat ik van hem ben.
Ik voel mij al die jaren ook niet vrij om een nieuwe relatie te beginnen. Ik durf dat niet uit
angst voor [verdachte] . Hij zal mij of een nieuwe vriend iets aandoen. [verdachte] noemt mij vaak
een hoer, kankerwijf, duivel, djessebel, borderliner etc. etc. Maar hij zegt ook dingen zoals:
‘Wacht maar tot jouw zoon jou in stukjes ziet. Of met een blauw oog”. [verdachte] zegt vaak dat
niemand van mij houdt, behalve hij. [verdachte] zegt dat ik ziek in mijn hoofd ben en dat ik de
duivel ben. Ook zegt [verdachte] dat ik altijd van hem zal zijn en als ik ooit een nieuwe vriend
zal hebben, dat hij die vriend kapot zal slaan. Ik zag [verdachte] in die periode niet elke dag. Ik
zag hem ongeveer 1 keer in de drie weken. En eigenlijk vond er dan elke keer wel iets
plaats. Ik ben bang voor [verdachte] , zeker als hij voor mijn deur staat. [verdachte] is een type die als er iets gebeurt of als hem iets wordt gezegd wat hem niet bevalt, dan slaat hij als een blad aan de boom om. Hij is dan van een normaal persoon ineens een woest persoon die volledig flipt.
Ongeveer een maand geleden is er ook iets gebeurd. Ik was thuis in mijn woning. [verdachte]
kwam onaangekondigd bij mij langs. Ik zei dat hij niet in mijn flat mocht komen. [verdachte]
wilde toch praten. Ik ging daar mee akkoord. Er volgde een discussie. Opeens sprong [verdachte] van de bank op, schreeuwde en raasde en flipte volledig.
Vandaag, 20 januari 2018, werd ik, zoals zo vaak, vele malen door [verdachte] gebeld en ge-smst. [verdachte] zei dingen zoals dat ik niet met hem mag komen spelen, dat ik slang ben, dat
mijn familie en mijn vrienden mijn vijanden zijn, dat ik kankerstreken uithaal, dat als
iedereen zijn ramen gebost (stuk) zijn, dan zal ik het wel begrijpen. Dat ik antwoorden moet
geven, want dan ben ik van hem af. Hij noemt mij dan steeds kechi (hoer) en dan zou ik
gelijk een nieuwe papa voor mijn zoontje moeten uitzoeken. Ik heb al deze berichten in mijn
telefoon staan. Ik reageerde niet of nauwelijks op zijn berichten. Opeens, kort na het laatste
bericht wat hij had gestuurd en waar ik niet op gereageerd had, stond [verdachte] voor mijn deur.
Dit zal omstreeks 19:15 uur geweest zijn. Ik hoorde de bel gaan. Ik deed de deur niet open,
maar luisterde door de intercom telefoon wie er voor de deur zou staan. [verdachte] zei: “Heb je
drinken voor me? Ik heb dorst”. Ik heb [verdachte] gevraagd weg te gaan of dat ik anders de
politie zou gaan bellen. Kort daarna stond [verdachte] ineens voor mijn toegangsdeur. Ik
vermoed dat hij over de balustrade van de flat geklommen is en zo bij mijn voordeur kwam.
Ik hoorde aan zijn stem dat [verdachte] het was. Ik heb de deur niet opengedaan. Ik hoorde dat
hij schreeuwde en raasde “Ik schiet je neer. Ik maak je dood. Doe open!!” Ik heb niets tegen
[verdachte] gezegd en heb de deur niet opengedaan. Kort daarna was [verdachte] weer beneden op
het grasveld aan de voorkant van mijn woning. Ik zag dat [verdachte] tot twee keer toe iets uit het gras pakte en iets naar mijn raam gooide. Ik hoorde dat er iets tegen mijn ruit kwam. Ik
schrok daarvan. Ik ben sinds dat mes incident van een maand geleden nog banger voor
[verdachte] dan ik anders was. Ik besefte mij ineens dat [verdachte] in staat is om mij daadwerkelijk
dood te maken. Ik voel daadwerkelijk de angst dat hij mij dood wil maken. Hij zegt dat
namelijk ook daadwerkelijk. Hij zegt dat vaker dan alleen vandaag. Hij had eerder ook
geroepen: “Je kunt je eigen rouwadvertentie in de krant zien deze week”. Het komt allemaal
erg dichtbij. Ik heb de politie gebeld. [verdachte] was ondertussen weggegaan.
Gezien alle ruzies, bedreigingen en spanningen durf ik [naam5] niet bij mij in huis te hebben.
Uit angst verblijft [naam5] bij mijn moeder. [verdachte] weet het adres van mijn moeder namelijk
niet. Dus daar is [naam5] veilig. Door deze situatie kan ik mijn eigen zoontje niet eens
opvoeden.
[verdachte] belde mij gisteren en riep zaken als: “Wacht maar, je merkt wel wat er gaat
gebeuren”. Dat soort dingen roept hij altijd. Een verhulde bedreiging. Ik zag het
telefoonnummer waarmee hij belde. Dat was niet zijn eigen nummer, maar van [naam6] . Ik
heb [naam6] opgebeld en gevraagd of ze [verdachte] wilden aanspreken dat hij mij niet meer zou moeten bellen, omdat hij mij bedreigde.
Ik ben erg bang voor [verdachte] . Daar ga ik zo kapot aan, dat ik geen energie meer heb. Ik lig
soms dagen in mijn bed. Ik voel me depressief. Ik ben geestelijk kapot gemaakt door [verdachte] . Als de deurbel gaat slaat de angst mij al om mijn hart. Ik schrik soms van een schaduw die ik in mijn ooghoeken zie. Ik heb ook paniekaanvallen. Ik durf niet eens met mijn zoontje de stad in te gaan. Ik doe nu aangifte omdat ik weg wil onder de dwang van [verdachte] . Ik wil een normaal leven.
1.3.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde partij] , door de rechter-commissaris
belast met strafzaken in deze rechtbank, d.d. 29 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij] :
De stalking en bedreigingen waren gedurende de gehele periode dat ik [verdachte] ken. Ik heb
heel vaak geprobeerd om [verdachte] ervan te overtuigen dat ik niet wilde dat hij bij mij aan de
deur kwam. Hij kon zo bij mij in de gang staan. Hij vond dat grappig. Ik kreeg hem dan niet
weg. Ik sloot mijzelf wel op in het toilet of op het balkon en dreigde dat ik de politie zou
bellen. Dan ging hij meestal wel weg. Hij stuurde bloemen, ijsjes en pizza’s naar mijn huis.
Ook cadeautjes voor [naam5] . Hij stuurde sms’jes als ik televisie zat te kijken. Dan stond hij te
gluren. Hij gooide balletjes tegen het raam. Hij zei dat hij mensen op mij afstuurde die mij
bespioneerden. Hij stuurde sms’jes en belde vaak. Ik heb meerdere keren zijn
telefoonnummer geblokkeerd, maar hij veranderde vaak van telefoonnummer. Ik heb door
een advocaat een brief laten opstellen dat [verdachte] niet bij mij mocht komen. [verdachte] had ook
een galerijverbod opgelegd gekregen. Hij trok zich daar niets van aan. Als ik dan de politie
belde namen ze hem mee, maar was hij de volgende dag weer vrij. Schopte hij een raam
eruit, omdat ik de deur niet opendeed.
1.4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2018, opgenomen op pagina 48 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Op 20 januari 2018 nam ik een aangifte op van aangeefster [benadeelde partij] . Zij deed aangifte tegen [verdachte] . Tijdens het doen van aangifte belde [verdachte] haar
herhaaldelijk. Ook stuurde hij haar bij herhaling sms’jes. Slechts éénmaal heeft [benadeelde partij] de
telefoon opgenomen, toen [verdachte] haar belde. [benadeelde partij] zette de telefoon op de
luidspreker. Ik kon het gehele gesprek meeluisteren. Ik hoorde dat [verdachte]
regelmatig zei: “Jij gaat kapot. Let maar eens op. Jij gaat helemaal kapot.” Ik hoorde dat
[benadeelde partij] een paar keer duidelijk zei: “Je moet me met rust laten [verdachte] ” en “Ik wil jou niet
meer in mij leven hebben, [verdachte] .” Ik hoorde dat [verdachte] onder andere zei: “Jij speelt een
spelletje met mij. Als jij dat zo wil, dan ga je zien wat er met je gebeuren gaat. Dan ga je
kapot!! Let maar op, je gaat helemaal kapot!!”. Ook hoorde ik [verdachte] tegen [benadeelde partij] zeggen:
“Je kunt je kut weggeven, maar je bent van mij. Je bent van mij!! Van mij ben je nog lang
niet af. Hou dat maar in je achterhoofd. Jij gaat wel merken wat er gebeuren gaat. Maar het is niet goed. Dat weet ik zeker.” Ik heb de woorden zoals [verdachte] deze heeft gezegd
meegeschreven op papier. De weergave van [verdachte] zijn woorden zijn dus
woordelijk weergegeven. Het viel mij op dat [verdachte] vele, als het ware,
“verborgen bedreigingen” in de richting van [benadeelde partij] bezigde. Ik hoorde dat in het gesprek
nog veel meer uitspraken door [verdachte] in de richting van [benadeelde partij] zijn
gedaan, waarbij het steeds woorden waren met gelijke strekking als hierboven weergegeven.
1.5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2018, opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Op 30 januari 2018 heb ik een aanvullende verklaring opgenomen van aangeefster [benadeelde partij] . In deze verklaring heeft zij gesprekken beschikbaar gesteld tussen haar en [verdachte] . Ik heb tijdens dit verhoor foto’s gemaakt van deze gesprekken. Kort samengevat stuurt [verdachte] vele beledigende berichten naar [benadeelde partij] . Ook stuurt hij één bericht met de mededeling dat zij haar aangifte in moet trekken en moet zeggen dat ze boos was.
1.6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2018, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Op 31januari 2018 werd ik gebeld door [benadeelde partij] zij wilde aanvullende informatie
geven. Zij had opnieuw berichten ontvangen van [verdachte] . Ik heb deze berichten
gelezen en foto’s van deze berichten gemaakt. Kort samengevat staan hier voornamelijk heel veel beledigende berichten op. Het meeste bedreigende bericht betreft: ‘beter neem je op anders sta ik zo voor jou en diegene daar met een scherpe machete’.
1.7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij de politie zijn de laatste jaren regelmatig meldingen binnengekomen over [verdachte] en
[benadeelde partij] . Dit proces verbaal bevat een overzicht van al deze meldingen met daarbij een korte
samenvatting van de inhoud. Dit zijn de meldingen vanaf 21 december 2015. Dit is het
moment dat verdachte [verdachte] vrij is gekomen nadat hij voor een langere tijd gedetineerd
heeft gezeten.
14 januari 2016
De moeder van [benadeelde partij] meldt dat [verdachte] [benadeelde partij] bedreigd heeft met de volgende woorden
althans gelijkend op: “Ik weet waar je woont, ik zoek je op, Ik schiet je dood, ik steek jullie
een voor een in brand”.
26 mei 2016
[benadeelde partij] vertelde dat [verdachte] bij haar aan de deur was geweest. Hij heeft
aan haar gevraagd hoe het met haar was en hoe het met hun zoon was. Zij heeft hem verteld
dat ze geen contact meer met hem wil en dat wanneer hij hun zoontje wil zien hij maar
contact op moet nemen met de Raad voor de Kinderbescherming.
6 juni 2016
De moeder van [benadeelde partij] meldt bij de politie dat [verdachte] weer bij haar voor
de deur heeft gestaan. Onder andere in de nacht van 31 mei tussen 01:00 en 02:00 uur en in
de nacht van 3 op 4juni omstreeks 01:45 uur. [benadeelde partij] heeft dit niet aan de politie
gemeld, maar alleen aan haar moeder verteld.
21 juli 2016
[benadeelde partij] meldt bij de politie dat haar ex [verdachte] voor de deur staat te
dreigen. Door de politie is gezocht naar [verdachte] maar hij is niet aangetroffen. Waar de
bedreiging exact uit bestond is niet bekend.
21 juli 2016
Wederom een melding van [benadeelde partij] . [verdachte] was vervelend aanwezig bij
haar. Door de politie zijn beide personen bij haar adres aangetroffen. [verdachte] gaf aan contact
te zoeken met zijn zoon, omdat die binnenkort 2 jaar oud wordt. Hij wilde overleggen over
het verjaardagsfeestje. [benadeelde partij] gaf aan dat [verdachte] seks met haar wilde. Hier was
[benadeelde partij] niet van gediend. [verdachte] is niet binnen geweest maar wilde niet weggaan.
24 november 2016
Vanuit de flat waar [benadeelde partij] woont kwamen meldingen dat [verdachte] weer
steeds bij haar voor de deur stond. Hij zou ook de flat in klimmen. Dit doet hij via de reling
van de balustrade van de eerste verdieping.
29 november 2016
Naar aanleiding van de melding van 24 november 2016 heeft [verdachte] van de
woningbouwvereniging een lokaalverbod gekregen voor de flat waar zijn ex-vriendin woont.
Dit lokaalverbod loopt van 29 november 2016 tot en met 29 november 2017.
4 januari 2017
[benadeelde partij] meldt dat [verdachte] bij haar voor de flat stond en iets tegen het raam
van haar woning had gegooid. Het raam is hierdoor niet vernield.
18 februari 2017
Een medewerker van de KPN-winkel te [plaats1] geeft aan de politie door dat een klant van zijn winkel mevrouw [benadeelde partij] is lastiggevallen door haar ex ene [verdachte] . Er zijn in de winkel alleen woorden gevallen waarna de ex weer is vertrokken.
29 april 2017
Bij de politie werd gemeld dat er gevochten en geschreeuwd zou worden op de [adres1]
te [plaats1] , aldaar woont [benadeelde partij] . Op het moment dat de politie daar
aankwam deed [benadeelde partij] de deur open gaf geen antwoord op vragen van de politie, huilde en
sloot zich op in de douche. De politie trof [verdachte] ook aan in de flat. Hij vertelde
binnen te zijn gelaten door de [benadeelde partij] , omdat hij geld kwam brengen voor [benadeelde partij] en haar
zoon. Daarna hadden ze onenigheid gekregen. Het lokaalverbod voor [verdachte] was
nog geldig maar omdat hij door [benadeelde partij] is binnengelaten heeft de politie hem alleen
opgedragen te vertrekken. Dit heeft hij ook gedaan. Nadat hij was vertrokken kwam [benadeelde partij]
uit de doucheruimte. Zij vertelde dat ze [verdachte] inderdaad zelf had binnengelaten. Zij heeft
hem verteld dat hij weg moest gaan, waarna hij boos werd. Zij vertelde dat hij haar had
bedreigd met een mes.
15 mei 2017
De ruit van de voordeur van [benadeelde partij] is vernield door [verdachte] . Zij heeft
hiervan aangifte gedaan. Er zijn in deze zaak tevens twee getuigen gehoord.
19 september 2017
De politie kreeg een melding om te gaan naar de [adres1] te [plaats1] aldaar zou een ruzie zijn in de woning. Dit betreft de woning van [benadeelde partij] . Op het moment dat politiemedewerkers aldaar aankwamen liepen hen twee mensen tegemoet. Dit bleken [verdachte] en een ander meisje te zijn. Zowel [verdachte] als het meisje ontkende dat er ruzie was geweest in de woning. [verdachte] vertelde door iemand aangevallen te zijn terwijl hij op straat liep hierna was hij naar [benadeelde partij] gegaan. Dit verhaal werd later ook bevestigd door [benadeelde partij] .
26 oktober 2017
[verdachte] is aangehouden voor lokaalvredebreuk, omdat hij zich bevond in de flat
van [benadeelde partij] . Deze zaak is afgedaan met een strafbeschikking.
15 december 2017
De moeder van [benadeelde partij] meldt bij de politie dat zij zich ernstig zorgen maakt over
haar dochter. [verdachte] zou [benadeelde partij] constant controleren. [benadeelde partij] zou
volgens haar moeder ook niet bij machte zijn om [verdachte] de deur te weigeren.
1.8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei
2018, proces-verbaalnummer PLO 100-2018017744-26, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Uit de historische telefoongegevens van aangeefster [benadeelde partij] bleek dat in de periode van 5
november 2017 tot 19 januari 2018 zij veelvuldig contact heeft gehad met een nummer
waarvan bekend is dat deze bij [verdachte] in gebruik is geweest.
Namelijk nummer [nummer] , 97 gesprekken waarvan 9 uitgaand en 88 inkomend. Uit het bedrijfsprocessensysteem blijkt dat dit telefoonnummer sinds januari 2018 is gekoppeld aan [verdachte] .
1.9.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26
maart 2018, proces-verbaalnummer PLO 100-2018005147-38, inhoudende als verklaring van [naam7] :
In 2013 heeft [benadeelde partij] de relatie beëindigd met [verdachte] . Ze hadden een korte relatie. Ze
hebben samen een zoontje [naam5] van bijna vier jaar. [benadeelde partij] kwam erachter dat ze zwanger
was toen de relatie uit was. Sinds het beëindigen van de relatie heeft [verdachte] [benadeelde partij] lastig
gevallen. Ze woonde indertijd nog bij mij thuis. Hij kwam haar daar opzoeken, terwijl
[benadeelde partij] dit niet wilde. Hij liet bloemen, pizza en dergelijke bezorgen zonder dat wij daar om gevraagd hadden. Hij liep ‘s nachts om ons huis heen, dit hoorde ik dan achteraf van een
buurman of [benadeelde partij] kreeg een sms waarin stond of ze lekker op de bank zat. [benadeelde partij] zat dan ook inderdaad op de bank. [verdachte] kwam ook vaak aan de deur en wilde weten hoe het met het ongeboren kind was. [benadeelde partij] wilde geen contact en stuurde hem dan weg. Hij bleef dan aandringen en ze bleef zeggen dat hij weg moest gaan. Ik heb hem indertijd veel bij de deur weggestuurd. [benadeelde partij] had al langere tijd de flat op de [adres1] in [plaats1] maar durfde er niet te gaan wonen uit angst voor [verdachte] . [benadeelde partij] woont sinds april 2015
in haar flat. Ze heeft ook nog een periode in opvang voor moeder en kind in [plaats4] gewoond uit vrees voor [verdachte] . [verdachte] bedreigde [benadeelde partij] . Daar heeft ze ongeveer zes maanden gewoond. De pleegzorg heeft daarna geregeld dat ik pleegouder werd. Dit in verband met de onveilige situatie. Dat was eind 2015 en sinds die tijd woont het kindje bij mij. Dit is om ervoor te zorgen dat het kindje niets meekrijgt van alle narigheid.
Afgelopen jaren heeft [verdachte] vele malen [benadeelde partij] lastiggevallen. Ik woonde niet meer
samen met [benadeelde partij] maar ik kreeg nog wel van [benadeelde partij] te horen dat zij vele malen via de
telefoon Whatsapp-berichten kreeg en gebeld werd door [verdachte] . Zij wilde geen contact. Het
enige wat ze wilde was dat hij onder begeleiding zijn kind zag. Maar niet bij haar thuis. Hij
kwam frequent bij haar aan de deur, op ieder moment van de dag. Wanneer het hem
uitkwam, zonder afspraken. Ze liet hem niet altijd binnen en dan maakte hij heel veel stennis, geschreeuw, ramen kapot maken. Zie liet [verdachte] af en toe binnen om de rust op de flat te behouden. Ik heb de afgelopen jaren meegemaakt als [benadeelde partij] bij mij was dat ze Whatsapp berichten en telefoon kreeg van [verdachte] . Ze liet mij de berichten wel zien. Het was meer van als je dit of dat doet, dan maak ik je af, als je met een vriend loopt maak ik hem af, [benadeelde partij] je deugt niet, Je ben geen goede moeder”. Dit gebeurde heel frequent, een paar keer per week. Ik hoorde ook wel als [benadeelde partij] gebeld werd door [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] schreeuwen en hoorde niet goed wat hij zei. [benadeelde partij] reageerde door het gesprek af te breken en daarna, als hij weer terugbelde, niet meer op te nemen. Hij belde vaak met verschillende telefoonnummers. Ik ben er dus regelmatig getuige van geweest dat hij contact met [benadeelde partij] zocht via de telefoon. Ik hoorde niet altijd wat hij zei of appte maar zag wel dat dit [benadeelde partij] angstig en onrustig maakte. Waardoor het contact met [benadeelde partij] en haar zoon stagneerde en mijn kleinzoon bij mij woonde. [verdachte] is zo onvoorspelbaar en we zijn bang dat zijn uitlatingen wel eens uit kunnen komen.
1.10.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3
februari 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige] :
Het gedoe speelt al meer dan een jaar. Het is dan weer even rustig en dan gebeurt er weer
wat. Mijn vriendin en ik horen het altijd in onze woning. Het is vaak wel weer even rustig
maar later kan het ineens weer mis zijn. Dan is het raam ineens weer ingeslagen en zo. Hij
probeert dan binnen te komen en zo op de galerij. Hij loopt dan gewoon met pizzabezorgers
mee naar binnen.
1.11.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27
maart 2018, proces-verbaalnummer PLO 100-2018017744-19, inhoudende als verklaring van [naam8] :
Ik woon al jaren op de flat [adres2] te [plaats1] . Ik weet dat de bovenbuurvrouw,
[benadeelde partij] ongeveer 3,5 jaar in de flat 110 woont. [verdachte] kwam in 2016 veel op
bezoek bij haar. Het jongetje was dan bij haar moeder. [verdachte] klom over de balustrade om
bij haar te komen. Ik heb dat gezien dat hij dat deed. Hij heeft ook wel bij mij aangebeld,
zodat ik de toegangsdeur open zou doen. Dat heb ik nooit gedaan. Ik heb op een avond een
hoop geschreeuw gehoord. Ik hoorde dat hij, [verdachte] , bij haar de deur intrapte. Toen was het
een periode stil. Ik heb een keer gezien dat [verdachte] wat bij [benadeelde partij] in de brievenbus wilde
doen. Ik heb hem toen aangesproken. Afgelopen zomer kwam [verdachte] geregeld bij [benadeelde partij] .
Als ze niet opendeed klom hij op de galerij of regelde hij wel dat hij bij de voordeur van haar kwam. Als ze er niet was kwam hij niet. Ik heb hem vorig jaar getroffen in het hok van de
flat. Ik heb hem weggestuurd. Ik weet dat hij een lokaalverbod had, hij mocht hier niet
komen. Later trof ik hem nog een keer.
1.12.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5
april 2018, proces-verbaalnummer PLOIOO-2018017744-21, inhoudende als verklaring van
[naam9] :
Ik ben woonachtig in de flat [adres3] te [plaats1] . Boven mijn flat woont
[benadeelde partij] . Zij heeft de laatste drie maanden van 2017 veelvuldig bezoek gehad van de
mij bekende [verdachte] . De flats zijn gehorig. Ik kon precies horen wanneer [verdachte]
bij [benadeelde partij] op bezoek was. Ik hoorde vaak schreeuwen en ruzie als [verdachte] er was. Het ging
er soms flink te keer. Rondom de jaar wisseling 2017/2018 was hij er ongeveer twee of drie
keer per week. Ik heb één keer de politie gebeld, omdat er een flinke ruzie was, een hoop
geschreeuw en ik hoorde dat het meubilair door de flat vloog.
1.13
Een als bijlage gevoegde brief, van Bos advocatuur d.d. 6 juni 2014 gericht aan verdachte, bij het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie nr. PL0100-2018017744-17 d.d.15 februari 2018, inhoudende:
Hoe het ook zij, uw handelingen worden door cliënte als bedreigend ervaren en namens cliente verzoek ik u – sommeer u voor zover noodzakelijk – deze handelingen te beëindigen en bij gebreke waarvan ik – en namens cliente en zonder verdere vooraankondigingen – rechtsmaatregelen wil treffen en waaronder zal worden gevorderd dat het u wordt verboden cliente telefonisch dan wel via internet of enig elektronisch berichtenverkeer lastig te vallen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde belaging overweegt het hof in het bijzonder nog als volgt. Uit het dossier volgt dat aangeefster al in een vroegtijdig stadium via haar raadsman bij brief van 6 juni 2014 aan verdachte heeft verzocht geen contact meer met haar op te nemen. Verdachte heeft desalniettemin in de periode van 5 november 2017 tot 19 januari 2018 88 keer naar aangeefster gebeld. De tenlastegelegde belaging bestond echter niet louter uit het contact zoeken per telefoon. Zo blijkt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen dat verdachte aangeefster beledigende berichten stuurde, dat hij zich heeft opgehouden bij het huis van aangeefster, dat hij bij haar heeft aangebeld, dat hij via de balustrade omhoog is geklommen om bij de woning van aangeefster te komen, dat hij de voordeur van de woning van aangeefster heeft ingetrapt en haar heeft bedreigd.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat aangeefster heeft verklaard dat zij erg bang is voor verdachte en dat haar zoontje, vanwege de ruzies, bedreigingen en spanningen niet meer bij haar thuis woont, maar bij haar moeder. Ook heeft aangeefster nog een periode in een opvang voor moeder en kind in [plaats4] gewoond uit vrees voor verdachte. Dat aangeefster, incidenteel, wel eens contact heeft gezocht met verdachte doet hier niet aan af.
Ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde gebruikt het hof de volgende bewijsmiddelen
2.1.
De door verdachte op de terechtzitting van 17 januari 2019 in eerste aanleg afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 8 december 2018 was ik in de woning van [benadeelde partij] in [plaats1] . Wij kregen op een
gegeven moment een heftige discussie. Ik heb op een gegeven moment een mes uit [benadeelde partij]
haar handen gepakt.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari
2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer 2018005147 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij]
:
Ik was thuis in mijn woning. [verdachte] kwam onaangekondigd bij mij langs. Ik zei dat hij niet
in mijn flat mocht komen. [verdachte] wilde toch praten. Er volgde een discussie. Opeens sprong [verdachte] van de bank op, schreeuwde en raasde en flipte volledig. [verdachte] ging naar mijn keuken en pakte daar een groot gekarteld mes uit de keuken. Ik zag dat [verdachte] met dat mes zwaaiend op mij af kwam lopen. Ik rende steeds voor hem weg. [verdachte] bleef met dat mes achter mij aanlopen door de woning. Mijn buurman [naam10] (achternaam weet ik niet) en [naam11] van [adres4] kwamen naar buiten en keken door mijn keukenraam naar binnen. Zij zagen hoe ik op dat moment viel in de woonkamer. [verdachte] stond met dat mes boven mij en riep meerdere malen: ‘Ik ga je neersteken. Ik ga je neersteken!”. Omdat de buren [naam10] en [naam11] heel hard op het raam hebben geslagen, schrok [verdachte] en stopte. Ik bleef in de woonkamer. Ik was toen boos. Zelfs toen de politie kwam wilde ik niks tegen de politie zeggen. Ik was helemaal de weg kwijt omdat het zo heftig was.
2.3.
Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde partij] door de rechter
commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank d.d. 29 oktober 2018, inhoudende als
verklaring van [benadeelde partij] :
[verdachte] was bij mij thuis. Er ontstond een heftige ruzie. Ik wilde dat hij wegging. Hij pakte
een mes uit mijn keuken. Ik heb hem dat mes afgepakt, maar hij had het weer van mij
afgepakt. We renden achter elkaar aan. Dat mes wilde ik weghebben. Ik stond in mijn
slaapkamer. Hij deed een deken om mij heen. Ik lag op de grond. Ik draaide mij om. Ik
begon te gillen. De deken was toen niet meer over mij heen. Hij had het mes bij mijn keel.
Hij schreeuwde, maar ik weet niet meer wat. Ik dacht ik ga eraan. We lagen in de
woonkamer. Er werd gebonsd op het raam. [verdachte] hoorde het ook. Het vuur spatte uit zijn
ogen. Ik heb nog nooit zoiets heftigs meegemaakt. Het mes was ongeveer gelijk aan de
grootte van de lange zijde van een A4. Het heft was zwart. Het was een groot broodmes.
2.4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3
februari 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige] :
Ik zat met mijn vriendin op de bank en we hoorden wat geschreeuw en gestommel. Op een
gegeven moment werd het veel erger. Het klonk alsof ze aan het vechten waren. Het
geschreeuw was toen al een halfuur of een uur aan de gang. Wij gingen er heen. Ik zag dat
ze over de grond rollebolden. Ze waren aan het vechten. Ik zag een mes. [verdachte] had die beet.
Volgens mij zo’n groot keukenmes. Ik denk bijna een centimeter of dertig met een zwart
handvat. Hij wou op haar hoofd insteken. Zij lag op de grond voor de keuken bij de
tussendeur. Zij hield zijn handen vast en hij probeerde met het mes in de richting van haar
gezicht te steken. Hij had het mes met een hand vast. Met die andere hand probeerde hij haar handen weg te halen. De afstand tussen het mes en haar hoofd was niet zo heel veel.
Ongeveer net zoveel als het mes lang was. Ik kon zien dat [verdachte] kracht achter het mes
zette. Zij moest alle kracht inzetten om hem tegen te houden. Hij gooide zijn gewicht er zeg
maar in. Hij bewoog ook echt naar voren. Hij had het mes niet in zijn hand zoals je het
normaal vast zou houden wanneer je iets snijdt. Het lemmet van het mes zat aan de zijde van
zijn pink. Wanneer hij probeerde te steken bewoog hij dus ook zijn onderarm naar voren toe.
Hij richtte op haar hele hoofd. Op het hele gezicht zeg maar. Wij stonden voor het raam en
zijn heel hard op het raam gaan slaan. Maar hij gooide de keukendeur dicht. Hierdoor kon ik
helemaal niets meer zien. Mijn vriendin had inmiddels de politie aan de lijn en ik bleef maar
op het raam en de deur slaan. Op het moment dat de deur dicht was hoorde ik even een
minuut niets. Het was echt doodstil. Even later kwam hij naar buiten toe. Hij stond toen nog
voor het raam en kwam heel agressief op mij aflopen. Ik liep langzaam achteruit. Ik hield
hem even aan de praat en toen ging hij er vandoor.
2.5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2018, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Op 8 december 2017 is de politie ter plaatse geweest. Zij hebben hun bevindingen vastgelegd in een mutatie met nummer 2017322492. Samengevat staat er in deze mutatie dat de politie een melding heeft gekregen dat er een ruzie gaande zou zijn op het adres de [adres1]
te [plaats1] waarbij ook werd gesproken over een mes. Op het moment dat zij ter plaatse kwamen was [verdachte] niet meer aanwezig. Na lang aan bellen en aanroepen deed aangeefster [benadeelde partij] de deur open. Op basis van artikel 3 van de Politiewet zijn de politiemedewerkers de woning binnengetreden. De politiemedewerkers zagen dat er in de woning duidelijk zichtbare sporen aanwezig waren van een worsteling. Zij zagen namelijk dat er meubelen waren verschoven en dat de luxaflex kapot was en dat de linkerhand van [benadeelde partij] bebloed was. In de woning hebben zij geen andere personen aangetroffen dan aangeefster [benadeelde partij] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 primair
Ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de kans op de dood van aangeefster [benadeelde partij] aanmerkelijk was. Het verweer richt zich aldus tegen het onder 3 tenlastegelegde opzet. Dit verweer vindt zijn weerlegging in de hierna weergegeven overweging van de rechtbank waar het hof zich mee verenigt:
“Bewijsoverweging
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval het overlijden -is aanwezig indien
de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet
geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of
eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over wat ten tijde van de gedraging in
verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de
aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als
zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het -behoudens contra-indicaties -
niet anders kan dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met een groot keukenmes van ongeveer 30 centimeter meerdere malen met kracht richting het gezicht van het slachtoffer heeft gestoken, terwijl zij op de grond lag. Hij riep hierbij meerdere malen:
“Ik ga je neersteken”. Het slachtoffer had zijn handen vast en moest met al haar kracht zijn
arm tegenhouden om niet door het mes geraakt te worden. Het mes bleef hierdoor op een
afstand van ongeveer 30 centimeter van haar gezicht vandaan.
Naar algemene ervaringsregels roept het met kracht met een groot (keuken-)mes in (de
richting van) het gezicht steken de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer
daardoor komt te overlijden. Dit geldt temeer nu de stekende bewegingen met het mes
werden gedaan in een worsteling en daardoor de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte
met het mes zou uitschieten en bijvoorbeeld een oog of de (hals)slagaders, zeer kwetsbare
gedeelten van het menselijk lichaam, zou hebben geraakt. Verdachte moet zich daarvan
bewust zijn geweest. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van
verdachte kan dit handelen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van het
slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat
gevolg ook heeft aanvaard. De rechtbank is niet gebleken van contra-indicaties waaruit blijkt dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard.”
Het hof voegt daar nog aan toe dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij het mes weglegde of op de grond legde en wegduwde en dat dat kennelijk is aangezien voor een stekende beweging, afwijkt van verdachtes eerdere verklaringen en gelet op de verklaringen van aangeefster en [getuige] , niet geloofwaardig is en overigens ook geen ondersteuning vindt in het dossier.
Dit brengt het hof evenals de rechtbank tot de conclusie dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden. Het hof acht derhalve (voorwaardelijk) opzet op de dood bewezen.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Het hof volstaat derhalve met het noemen van de bewijsmiddelen:
3.1.
De door verdachte op de terechtzitting van 17 januari 2019 in eerste aanleg afgelegde verklaring.
3.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12
februari 2018, opgenomen op pagina 73 van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer 2018005147 d.d. 14 februari 2018, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam2] en [naam1] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.primair
hij in de periode omvattende het jaar 2016 en het jaar 2017 en het jaar 2018 (tot en met 12 februari 2018) te [plaats1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, te weten dat die [benadeelde partij] een relatie met hem, verdachte, zou onderhouden en dat verdachte zijn kind zou mogen zien, en vrees aan te jagen, te weten dat verdachte die [benadeelde partij] vrees heeft aangejaagd door haar de hierna genoemde bedreigingen toe te voegen in combinatie met de hierna genoemde gedragingen en handelingen van verdachte, immers is/heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk meermalen
- die [benadeelde partij] telefonisch benaderd met bedreigende en beledigende en kwetsende mededelingen en
- die [benadeelde partij] ge-smst en/of ge-appt met bedreigende en beledigende en kwetsende mededelingen en
- bij de woning van die [benadeelde partij] aangebeld en
- voor de toegangsdeur van de woning van die [benadeelde partij] gestaan en daarbij die [benadeelde partij] aangesproken en staan schreeuwen en
- bij de woning/flat van die [benadeelde partij] gestaan en daar omheen gelopen en
- via de balustrade/galerij omhooggeklommen om bij de woning van die [benadeelde partij] te komen en
- voorwerpen tegen een ruit van de woning van die [benadeelde partij] gegooid en een ruit van de woning van die [benadeelde partij] vernield en
- bij de voordeur van de woning van die [benadeelde partij] staan schreeuwen en
- die [benadeelde partij] bedreigd, immers heeft verdachte in voornoemde periode dreigend die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar tot jouw zoon jou in stukjes ziet." en “Ik schiet je neer. Ik maak je dood. Doe open!" en "Je kunt je rouwadvertentie in de krant zien deze week." en "Je gaat kapot!" en "Let maar op, je gaat helemaal kapot!" en "Jij gaat wel merken wat er gebeuren gaat. Het is niet goed. Dat weet ik zeker." en "Ik maak je af." en "Ik maak je kapot." en "Als je met een vriend loopt maak ik hem af.", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.primair
hij op 8 december 2017 te [plaats1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, toen die [benadeelde partij] op de grond lag, meermalen met een mes in de richting van het hoofd van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 12 februari 2018 te [plaats2] opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [naam1] , hoofdagent van politie, en [naam2] , hoofdagent van politie gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten gedurende verdachtes aanhouding (buiten heterdaad) in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Jullie zijn allemaal vuile kankerlijers."
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft het hof gelet op de Pro Justitia
rapportage van 13 oktober 2020, opgemaakt door het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna:
PBC), opgemaakt door de gedragsdeskundigen H.S. Roelfsema, psychiater en F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel, GZ-psycholoog.
Uit deze rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, waarbij een antisociale persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld, en er duidelijke aanwijzingen zijn voor een onderliggende neurobiologische etiologie in het autismespectrum, geclassificeerd als ‘ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis’. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid (geclassificeerd als V-code, ‘reden tot zorg’). Ook is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik matig-ernstig.
De onderzoekers beschrijven voorts dat wanneer niet gebeurt wat verdachte denkt dat nodig is of wat hij wil, hij niet de flexibiliteit heeft om zijn standpunt aan te passen. Dit kan leiden tot (verbale) agressie.
De gedragsdeskundigen menen dat de bij verdachte aanwezige psychopathologie in grote mate heeft doorgewerkt in de tenlastegelegde feiten 2 en 3 en adviseren deze feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De gedragsdeskundigen onthouden zich van een advies ten aanzien van feit 4.
Het hof neemt voornoemde conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de zijne. Het hof zal de bewezenverklaarde feiten onder 2 primair en 3 primair in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Verdachte is strafbaar. Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met bevel tot dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat oplegging van de TBS-maatregel zou leiden tot een onmenselijke situatie nu de toestroom bij de TBS-klinieken te groot is en de wachttijden te lang zijn. De raadsman heeft verzocht om bij schuldigverklaring aan de feiten 2 primair en 3 primair aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 38 maanden, niet overschrijdt.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft, ondanks dat zij had aangegeven geen contact meer met hem te willen, veelvuldig telefonisch contact met haar gezocht en haar beledigende en kwetsende berichten gestuurd. Verdachte heeft zich daarnaast opgehouden bij de woning van aangeefster, hij is via de balustrade omhooggeklommen om bij haar voordeur te komen, heeft bij de deur staan schreeuwen en heeft deze ingetrapt. Ook heeft verdachte aangeefster meermalen bedreigd. De gedragingen van verdachte hebben een grote impact gehad op het leven van aangeefster. Zij heeft enige tijd in een opvang voor moeder en kind gewoond, omdat zij bang was voor verdachte. Ook woonde haar zoontje enige tijd niet meer bij haar, omdat zij niet wilde dat hij de bedreigingen en ruzies zou meemaken. Verdachte heeft door zijn handelen langdurig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn ex-partner. Hij heeft, terwijl aangeefster op de grond lag en hij boven op haar zat, met een mes stekende bewegingen gemaakt richting haar hoofd. Aangeefster was bang dat zij het er niet levend vanaf zou brengen. Verdachte is gestopt toen de buren op de ramen bonsden. Ook de buurman, die van het voorval getuige was, is van het voorval hevig geschrokken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van twee politieambtenaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat verdachte de laakbaarheid van zijn handelen jegens zijn ex-partner inziet.
Strafblad en rapportages
Uit een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 maart 2021 volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor geweldsdelicten.
Over verdachte zijn verschillende rapportages uitgebracht. Verdachte is in 2018 onderzocht door het PBC en naar aanleiding van dat onderzoek is op 27 december 2018 een rapportage uitgebracht. Verdachte werkte aan dat onderzoek niet mee. Vervolgens is verdachte, op verzoek van de verdediging, in 2020 opnieuw onderzocht door het PBC. Verdachte heeft aan dit onderzoek wel grotendeels meegewerkt. Het PBC heeft op 13 oktober 2020 een rapport uitgebracht. Het hof neemt dit rapport als uitgangspunt.
Voorts heeft de reclassering op 14 januari 2019 over verdachte gerapporteerd.
TBS-maatregel
In artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn vastgelegd de vereisten om een maatregel tot terbeschikkingstelling op te leggen, te weten: de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist oplegging van de maatregel, bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van en het moet gaan om een feit van een zekere zwaarte.
De onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven zoals bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Het onder 3 primair bewezenverklaarde feit betreft bovendien een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Het PBC-rapport van 13 oktober 2020 (hierna: het PBC-rapport) houdt in dat, zoals hiervoor reeds weergegeven, bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, waarbij een antisociale persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld en er duidelijke aanwijzingen zijn voor een onderliggende neurobiologische etiologie in het autismespectrum, geclassificeerd als ‘ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis’. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid (geclassificeerd als V-code, ‘reden tot zorg’). Ook is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik (matig-ernstig). Deze stoornissen bestonden ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onder 2 primair en 3 primair.
Uit het PBC-rapport blijkt voorts dat de kans op recidive van feiten soortgelijk aan de onder 2 primair en 3 primair en op algemeen geweld, hoog is indien verdachte zonder behandeling zou terugkeren in de samenleving. Ook wordt het risico op soortgelijke feiten gericht tegen aangeefster hoog ingeschat. Escalatiegevaar kan daarbij niet worden uitgesloten. De combinatie van een opgeblazen zelfgevoel, het beperkte vermogen te reflecteren op zichzelf of zich te verplaatsen in een ander, de rigiditeit en het dwingende gedrag, leidt tot langdurige en veelvuldige conflicten met de omgeving. Verdachte heeft hierin geen inzicht.
Vanwege de complexe, ernstige problematiek van verdachte, het advies het tenlastegelegde in een (sterk) verminderde mate toe te rekenen aan verdachte, het hoge recidiverisico op feiten als 2 primair en 3 primair, waarbij het risico op escalatie niet valt uit te sluiten, adviseren de gedragsdeskundigen om verdachte in een beveiligde setting klinisch te behandelen. De behandeling zal langdurig moeten zijn en dient plaats te vinden in een gestructureerde en beveiligde omgeving. De gedragsdeskundigen adviseren aan verdachte een TBS-maatregel met verpleging op te leggen. Door het beperkte inzicht van verdachte in zijn problematiek wordt een voorwaardelijk kader niet haalbaar geacht.
De reclassering heeft, zij het voorafgaand aan het hiervoor beschreven PBC-rapport, over verdachte een advies uitgebracht. Het reclasseringsrapport houdt in dat de zorg vooral ligt op het gebied van de zelfoverschatting van verdachte en het weigeren van hulp op welk gebied dan ook. De zorgen op alle leefgebieden zijn groot. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor interventies.
Opmerking verdient hier dat verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven het nut van een behandeling niet in te zien. Er is met hem, zo verklaarde verdachte, niets aan de hand.
Het hof neemt voornoemde conclusies van de deskundigen ten aanzien van de stoornissen en het recidivegevaar over.
Het hof stelt vast dat bij verdachte ten tijde van de onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis. Het hof is voorts van oordeel dat zowel de veiligheid van een ander, te weten de veiligheid van aangeefster, als de algemene veiligheid van personen oplegging van een TBS-maatregel eist. Aan de vereisten voor oplegging van een TBS-maatregel is aldus voldaan.
Gelet op het voorgaande, alsook de aard en de ernst van de onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde feiten, acht het hof oplegging van een TBS-maatregel met behandeling van overheidswege noodzakelijk. Nu de veiligheid van een ander en de algemene veiligheid van personen verpleging eist, moet verdachte van overheidswege worden verpleegd.
Het hof stelt voorts vast dat de terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf (feit 3 primair) dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De maatregel is derhalve niet gemaximeerd.
Gevangenisstraf
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een lichtere straf dan een gevangenisstraf.
Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden en zal deze opleggen.
Résumerend zal het hof verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel van
terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair, 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de stukken die bij de vordering zijn gevoegd, blijkt dat de benadeelde partij paniekaanvallen heeft, zich depressief voelt, dat de angst erg hoog is en dat dit veel stress geeft. Dit heeft tot gevolg dat zij beperkingen heeft in het sociaal functioneren. Door medicatie is de depressie deels in remissie. Er is aldus sprake van geestelijk letsel.
Overigens is de vordering van de benadeelde partij niet gemotiveerd betwist.
Het hof acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag redelijk en voor toewijzing gereed. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 18 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, parketnummer 18-215264-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof overweegt dat de hiervoor onder 2 primair en 4 bewezenverklaarde feiten (gedeeltelijk) zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Echter gelet op de maatregel die wordt opgelegd in de onderhavige strafzaak acht het hof tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft bepleit dat bij schuldigverklaring aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd. De verdediging heeft in dat kader verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Vanwege de bewezenverklaringen en de oplegging van de TBS-maatregel is opheffing van de voorlopige hechtenis echter niet aan de orde. Het hof zal dat verzoek dan ook afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 63, 266, 267, 285b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.300,00 (duizend driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.300,00 (duizend driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 februari 2018.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 18 januari 2018, parketnummer 18-215264-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 15 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.