ECLI:NL:GHARL:2021:425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
200.275.231
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit VvE over zonneschermen op houten kozijnen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verzoeken van appellanten om besluiten van de Vereniging van Eigenaren (VvE) te vernietigen, zijn afgewezen. Appellanten, eigenaren van een appartement in het complex 'De Nieuwe Hof', hebben zonneschermen op hun houten kozijnen bevestigd, waarvoor zij in 1999 toestemming van de VvE hebben gekregen. In 2019 heeft de VvE echter een nieuw huishoudelijk reglement vastgesteld waarin is bepaald dat zonneschermen niet op houten kozijnen mogen worden aangebracht. Appellanten hebben hiertegen geprotesteerd en zijn in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, waaronder eerdere rapporten over de staat van de kozijnen en de invloed van zonwering op de kwaliteit ervan. Het hof oordeelt dat de VvE niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om zonneschermen op houten kozijnen te verbieden. Het hof stelt vast dat de VvE onvoldoende heeft aangetoond dat de zonneschermen een significante negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de kozijnen, vooral gezien de andere factoren die ook bijdragen aan de achteruitgang van de kozijnen.

Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en het besluit van de VvE, en oordeelt dat appellanten het recht hebben om zonneschermen aan te brengen op hun houten kozijnen. Tevens wordt de VvE veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.231
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, 7881276)
beschikking van 19 januari 2021
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
beiden wonende te [A] ,
appellanten,
hierna: [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. R.P.C. Smit,
tegen:
de vereniging van eigenaren
De Nieuwe Hof II,
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerden,
hierna: de VvE,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, van 7 februari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 maart 2020,
- een brief van 8 april 2020 van mr. Smit, met producties,
- een verweerschrift, met één productie.
2.2
Op 16 december 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [appellanten] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door mr. Smit. Namens de VvE zijn verschenen [B] , bestuurslid, en [C] , secretaris, bijgestaan door mr. Braakhuis. Ter zitting heeft mr. Smit spreekaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
[appellanten] c.s. zijn eigenaar van het appartementsrecht A-78 aan de [a-straat 1] te [A] , in het complex “De Nieuwe Hof”.
3.2
Bij de akte van hoofdsplitsing van 1 december 1997 is het appartementencomplex gesplitst in vijf appartementsrechten. Bij akte van ondersplitsing van dezelfde datum is één van die appartementsrechten ondergesplitst in 84 appartementsrechten. Daarbij is de VvE opgericht. [appellanten] c.s. zijn van rechtswege lid van de VvE.
3.3
Op grond van artikel 15 van het Modelreglement van de VvE geldt het volgende:
“De vereniging voert het beheer en draagt de zorg voor het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken en rechten.”
3.4
In artikel 5 van het huishoudelijk reglement (oud) van de VvE was onder andere het volgende bepaald:
“Het aanbrengen van zonneschermen is toegestaan indien kleur en constructie overeenkomstig de geldende voorschriften zijn (…).”
3.5
[appellanten] c.s. hebben in 1999 zonneschermen (screens) en een rolluik aan de buitenzijde van de houten kozijnen van hun appartement bevestigd. Zij hebben destijds toestemming gekregen van de VvE voor het plaatsen daarvan.
3.6
In 2008/2009 hebben herstelwerkzaamheden plaatsgevonden aan het appartementencomplex. In een door COT B.V. op 10 april 2009 opgemaakt besprekingsverslag van die werkzaamheden is onder meer het volgende opgenomen:
“Bij het verwijderen van rolluiken en zonweringen van de kozijnen van [a-straat 1] is gebleken dat het achterliggende kozijnwerk soms sterk is aangetast, sterker dan vooraf kon worden vastgesteld. Alles wordt in het werk gesteld om dit zo correct en optimaal mogelijk te herstellen maar een deel van een kozijn dient echter in zijn geheel te worden vervangen. Opgemerkt dient te worden dat de onderhoudssituatie van de houten gevelelementen hier zeer sterk negatief worden beïnvloed door deze op de kozijnen geschroefde rolluiken e.d.”
3.7
In 2016 heeft Bureau voor Bouwpathologie BB onderzoek gedaan naar onder meer de gevelafwerking van de gevelkozijnen in het appartement van [appellanten] c.s. In het rapport van dat bureau van 15 december 2016 is onder meer het volgende vermeld:
“De schade-oorzaak van de gebreken aan de gevelkozijnen van de onderhavige woning betreft de ondeugdelijk afwatering van het gevelbekledingsysteem met de bovenzijde van de gevelkozijnen. Tevens zijn gebreken aanwezig aan de onderdorpels van de gevelkozijnen, welke veroorzaakt worden door de wijze van ontwatering van de beglazing.”
Uit dit rapport blijkt verder dat sprake is van achterstallig onderhoud aan de gevel en dat eerdere adviezen tot aanpassing van de gevelbekleding niet zijn opgevolgd.
3.8
De conclusies uit het rapport van Bureau voor Bouwpathologie BB worden bevestigd in een rapport van 6 mei 2019 van Afbouw Gevelsupport.
3.9
Bij brief van 20 maart 2019 zijn [appellanten] c.s. namens het bestuur van de VvE verzocht om de op hun kozijnen bevestigde zonwering te verwijderen. Dit naar aanleiding van de constatering van [D] , bouwkundige van de VvE, dat de oorzaak van
een lekkage in het appartement van [appellanten] c.s. bijna zeker is te wijten aan de zonwering die [appellanten] c.s. op hun kozijnen hebben bevestigd.
3.1
Op 29 mei 2019 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden. In die vergadering is een nieuw huishoudelijk reglement vastgesteld. In artikel 13, aanhef en onder b, van dit huishoudelijk reglement is het volgende bepaald:
“Het is de eigenaar/gebruiker niet toegestaan:
(…) b. zonder toestemming van de vergadering van eigenaars zonneschermen of rolluiken aan te (doen) brengen, in afwijking van de daartoe gestelde voorschriften over constructie, kleur, het aanbrengen en de wijze van onderhoud zoals vastgesteld door de vergadering. Zonneschermen mogen niet op houten kozijnen worden aangebracht. (...) Voor montage van zonneschermen aan de buitengevel dient vooraf toestemming aan het bestuur te worden gevraagd (...). Indien werkzaamheden aan de gemeenschappelijke gedeelten en/of zaken moeten worden verricht, dienen de zonneschermen door de betreffende eigenaar voor eigen rekening te worden verwijderd.”
Vervolgens heeft de VvE aan haar leden, waaronder [appellanten] c.s., verzocht hun zonwering van de houten kozijnen te verwijderen.
3.11
[appellanten] c.s. hebben op een later moment in verband met renovatiewerkzaamheden hun zonwering verwijderd en daarna nog niet teruggeplaatst.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

[appellant] heeft de kantonrechter op grond van artikel 5:130 lid 1 BW onder meer verzocht de besluiten van de VvE op grond waarvan hij zijn rolluiken/zonwering zou moeten verwijderen te vernietigen en de VvE daarbij te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
Het hof zal eerst beoordelen of [appellante] ontvankelijk is in haar hoger beroep. Zij was geen partij in de procedure bij de kantonrechter. Op grond van artikel 5:130 BW jo artikel 358 lid 2 Rv kunnen ook belanghebbenden hoger beroep instellen tegen de onderhavige beschikking. Nu [appellante] mede-eigenaar is van het appartement moet zij als belanghebbende worden aangemerkt. Anders dan de VvE aanvoert, is [appellante] dus ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
[appellanten] c.s. beroepen zich erop dat het besluit van de vergadering van de VvE op grond waarvan de zonwering niet meer op houten kozijnen mag worden geplaatst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Ten aanzien daarvan stelt het hof voorop dat op grond van artikel 5:130 BW jo artikel 2:15 BW een besluit van de vergadering van de VvE kan worden vernietigd als dat besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt voor gevallen als dit dat de VvE en haar leden, zich tegenover elkaar moeten gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Van vernietigbaarheid van een besluit is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de genoemde gedragsregel. De toetsingsmaatstaf voor de rechter ten aanzien van de inhoud van het besluit is of de VvE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Dat betreft een marginale toets.
5.3
Het hof is op grond van het navolgende van oordeel dat de vergadering van de VvE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit op grond waarvan de zonwering niet meer op houten kozijnen mag worden geplaatst. De VvE heeft natuurlijk belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de kozijnen van het appartementencomplex. Op grond van artikel 15 Modelreglement zijn de kozijnen immers gemeenschappelijke zaken waarover de VvE het beheer voert en waarvoor zij de zorg draagt. Volgens de VvE is het hout van de kozijnen in het gehele appartementencomplex kwetsbaar omdat de kwaliteit van het kozijnenhout niet best is. Het hof acht aannemelijk dat het aanbrengen van voorwerpen, zoals zonwering en rolluiken, op de houten kozijnen een negatieve invloed kan hebben op de kwaliteit en de levensduur van die kozijnen. Dat volgt onder meer uit het onder 3.6 genoemde rapport van COT B.V. Naast de slechte kwaliteit van het hout, bestaan er nog meer factoren die invloed hebben op de kwaliteit van de kozijnen. Uit de rapporten van Bureau voor Bouwpathologie BB en Afbouw Gevelsupport blijkt dat bij het appartement van [appellanten] c.s. sprake is van een ondeugdelijk gevelbekledingsysteem, waardoor inwatering aan boven- en onderdorpel ontstaan en daarmee gebreken aan de kozijnen. Er zijn geen structurele verbeteringen uitgevoerd aan de aansluiting van het gevelstucwerk met de bovenzijde van de gevelkozijnen. Daarnaast is sprake van achterstallig onderhoud aan de gevel. Gelet op de slechte kwaliteit van het hout, de ondeugdelijke afwatering van de gevel en het achterstallig onderhoud aan de gevel is aannemelijk dat die factoren (ook) een groot aandeel hebben in het feit dat de kozijnen in kwaliteit achteruit zijn gegaan.
5.4
De VvE heeft onvoldoende concreet toegelicht hoe groot de invloed is van de zonwering op de kozijnen in verhouding tot de andere oorzaken, terwijl [appellanten] c.s. hebben aangevoerd dat er juist onder de bevestiging van de zonwering, op de verticale kozijndelen, géén noodzaak is geweest tot vervanging. Ook in dit licht neemt het hof aan dat het verwijderen van de zonwering een beperkte invloed heeft op de kwaliteit van de kozijnen. [appellanten] c.s. hebben verder een groot belang bij goede zonwering. Zij hebben een penthouse op de bovenste etage van het appartementencomplex. Het appartement bevindt zich onder een plat dak en heeft veel meer glas dan een gemiddeld appartement. Aan de voorzijde bevinden zich ramen en aan de terraszijde zijn 17 ramen van elk 72 cm breed. In de zomer wordt het erg warm in het appartement en is zonwering noodzakelijk.
Verder is van belang dat voor [appellanten] c.s. geen redelijke alternatieve vormen van zonwering bestaan. De gevels van het appartementencomplex hebben onvoldoende draagkracht om daaraan zonwering te bevestigen. Zonwering aan de binnenkant van het appartement, zoals rolgordijnen of folie op de ramen, houdt de warmte onvoldoende tegen en is dan ook veel minder effectief dan zonwering aan de buitenkant van het appartement. Daarom is het niet proportioneel om van [appellanten] c.s. te verlangen dat zij hun zonwering verwijderd houden van de kozijnen en kon de VvE niet in redelijkheid besluiten hen daartoe wel te verplichten.
5.5
Bij dit alles vindt het hof aannemelijk dat het appartement van [appellanten] c.s. slechter verkoopbaar is doordat geen zonwering mag worden aangebracht. Het appartement van [appellanten] c.s. staat al enige tijd te koop. Diverse kopers hebben zich teruggetrokken toen zij hoorden dat zonwering aan de buitenzijde niet is toegestaan. Recent hebben [appellanten] c.s. hun appartement verkocht onder voorbehoud van financiering. De koper wil daarnaast voorafgaand aan de levering van het appartement duidelijkheid over de vraag of zonwering kan worden aangebracht aan de buitenzijde.

6.De slotsom

6.1
Het hoger beroep slaagt. De bestreden beschikking zal worden vernietigd. Het hof zal het besluit van de vergadering van de VvE van 29 mei 2019 vernietigen voor zover daarbij in artikel 13, aanhef en onder b, van het huishoudelijk reglement is bepaald dat zonneschermen niet op houten kozijnen mogen worden aangebracht.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de VvE in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van [appellanten] c.s. zullen worden vastgesteld op € 81 voor griffierecht en op € 720 aan salaris overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken (2 punten x € 360 per punt). De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] c.s. zullen worden vastgesteld op € 332 voor griffierecht en op € 2.148 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x appeltarief II).

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, van 7 februari 2020 en doet opnieuw recht:
vernietigt het besluit van de vergadering van de VvE van 29 mei 2019 voor zover daarbij in artikel 13, aanhef en onder b, van het huishoudelijk reglement is bepaald dat zonneschermen niet op houten kozijnen mogen worden aangebracht;
veroordeelt de VvE in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] c.s. wat betreft de procedure bij de kantonrechter vastgesteld op € 81 voor griffierecht en op € 720 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 332 voor griffierecht en op € 2.148 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.C.M. Willemse, H.L. Wattel en D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.