In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagskwesties van drie minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzocht om het gezag van de moeder over hun jongste kind, [de minderjarige3], te beëindigen en de grootmoeder aan te stellen als voogd. De moeder en de grootmoeder waren ook betrokken als verweersters in deze procedure. De rechtbank Midden-Nederland had eerder besloten dat de grootmoeder voogd zou worden over de oudste twee kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en had het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over [de minderjarige3] te verkrijgen afgewezen. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank in overweging genomen, evenals de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2021 hebben de betrokken partijen hun standpunten toegelicht. De vader trok zijn verzoek om de grootmoeder als voogd aan te stellen in en vroeg nu om gezamenlijk gezag met de moeder. Het hof heeft geoordeeld dat de ouders een verzoek tot gezamenlijk gezag kunnen indienen bij de bevoegde rechtbank, maar heeft het verzoek in hoger beroep afgewezen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, met verbetering van de gronden.