ECLI:NL:GHARL:2021:4629

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
21-001364-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgde winkeldiefstal met geweld en kleptomanie als verzachtende omstandigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1972, is vervolgd voor winkeldiefstal, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft aangevoerd dat zij lijdt aan kleptomanie en dat zij actief werkt aan een oplossing voor haar probleem. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 30 april 2021, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf en taakstraf heeft gevorderd. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, waarvan vier weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan ambulante behandeling.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee gevallen van winkeldiefstal, waarbij geweld is gebruikt tegen medewerkers van de winkel. De verdachte heeft goederen ter waarde van € 330,89 gestolen en heeft zich tijdens de aanhouding verzet. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van 31 dagen, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 40 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostiek en ambulante behandeling.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en haar huidige situatie. Het hof heeft rekening gehouden met de kleptomanie van de verdachte en de noodzaak voor behandeling, maar heeft ook de maatschappelijke impact van haar daden in overweging genomen. De uitspraak benadrukt het belang van zowel straf als behandeling in het kader van recidivepreventie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001364-19
Uitspraak d.d.: 12 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-159966-18 en 16-266783-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-063381-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen met aftrek van voorarrest, een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van een maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling bij [naam1] . Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van achttien dagen, een taakstraf voor de duur van zesendertig uren aan verdachte wordt opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. J.A.C. van den Brink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling bij [naam1] . Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot
tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van achttien dagen toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 16-159966-18:
zij op of omstreeks 12 augustus 2018 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, meerdere goederen (met een totale waarde van € 330,89), te weten:
  • één of meerdere barbecue benodigdheden en/of
  • één of meerdere dierenvoedingsproducten en/of
  • één of meerdere dierenspeeltjes en/of
  • één of meerdere dierenschoonmaakmiddelen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] en/of [naam5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • die [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] en/of [naam5] één of meermaals te duwen en/of
  • één of meermaals haar armen, althans haar lichaam, weg te trekken en/of
  • één of meermaals zich uit de grip van die [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] en/of [naam5] weg te trekken;
In de zaak met parketnummer 16-266783-18:
zij op of omstreeks 30 december 2018 te [plaats] diverse winkelgoederen (waaronder rundergehakt, een dinerkaars, melk en Heineken bier), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarkt [benadeelde partij2] , vestiging [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 16-159966-18:
zij op 12 augustus 2018 te [plaats] goederen (met een totale waarde van € 330,89), te weten:
- meerdere barbecue benodigdheden en
- meerdere dierenvoedingsproducten en
- meerdere dierenspeeltjes en
- meerdere dierenschoonmaakmiddelen,
die toebehoorden aan [benadeelde partij1] , heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] en/of [naam5] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door:
- meermaals haar armen weg te trekken en
- meermaals zich uit de grip van die [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] en/of [naam5] weg te trekken.
In de zaak met parketnummer 16-266783-18:
zij op 30 december 2018 te [plaats] diverse winkelgoederen (waaronder rundergehakt, een dinerkaars, melk en Heineken bier), die toebehoorden aan supermarkt [benadeelde partij2] , vestiging [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-159966-18 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 16-266783-18 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat zij tweemaal goederen uit een winkel heeft meegenomen, zonder deze goederen te betalen. Bij één van die feiten is, nadat werd geprobeerd verdachte aan te houden, een worsteling ontstaan waarbij verdachte zich door zich los te rukken aan die aanhouding heeft weten te onttrekken. Winkeldiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het betreffende winkelbedrijf. Door haar handelen heeft verdachte er blijk van gegeven dat zij geen respect heeft voor de eigendomsrechten van een ander. Het door verdachte gepleegde geweld om zich aan haar aanhouding te onttrekken maakt haar gedrag nog meer verwerpelijk.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 maart 2021 waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke delicten. Deze eerdere veroordelingen, waaronder de veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
Door en namens verdachte is op de terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte lijdt aan kleptomanie en dat zij inmiddels geruime tijd bezig is om met behulp van onder meer maatschappelijk werk daar een oplossing voor te vinden. Eveneens blijkt uit door de verdediging overgelegde stukken dat verdachte is ingeschreven als cliënt van polikliniek [naam1] te [plaats] en dat zij op een wachtlijst staat voor een intakegesprek aldaar. Hoewel rond de gestelde aandoening nog een diagnose moet plaatsvinden, acht het hof het op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat verdachte serieus doende is met het aanpakken van de aan haar toestand ten grondslag liggende problematiek.
Met de verdediging en de advocaat-generaal acht het hof het van belang dat deze diagnose en de daaruit voortvloeiende behandeling tot stand komen. Het hof zal daarom, gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, de advocaat-generaal volgen in haar vordering door bij wijze van laatste kans aan verdachte een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, met na te noemen bijzondere voorwaarden en een taakstraf van na te melden duur op te leggen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 4 juli 2017, onder parketnummer 16-063381-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in beginsel worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-159966-18 en in de zaak met parketnummer 16-266783-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-159966-18 en in de zaak met parketnummer 16-266783-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
31 (eenendertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen te melden bij Reclassering Nederland (adres: De Meent 4, 8224 BR te Lelystad), zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd medewerking zal verlenen aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende ambulante behandeling bij [naam1] of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, één en ander zo lang de reclassering zulks noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2017 onder parketnummer 16-063381-17, te weten een 18 (achttien) dagen gevangenisstraf, een
taakstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.