In deze zaak heeft een koper vorderingen ingesteld tegen drie partijen, waarbij slechts één partij (verkoper 1) in eerste aanleg is veroordeeld. Verkoper 1 stelt hoger beroep in, terwijl de koper incidenteel hoger beroep instelt en toestemming vraagt om verkopers 2 en 3 ook in hoger beroep te dagvaarden. Verkoper 1 voert verweer dat dit te laat is, maar het hof verwerpt dit verweer. Het hof oordeelt dat de vorderingen tegen de drie verkopers nauw met elkaar samenhangen en dat de goede procesorde niet wordt verstoord door de toelating van verkopers 2 en 3 in het hoger beroep. De toestemming om deze partijen te dagvaarden wordt verleend. De zaak betreft een huurkoopovereenkomst tussen de koper en de verkoper, waarbij de koper in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld. Het hof overweegt dat de gedaagde in hoger beroep incidenteel beroep kan instellen, zelfs na het verstrijken van de appeltermijn. De vorderingen tegen de VOF en de vennoten zijn gebaseerd op dezelfde grondslag, en het hof ziet geen beletsel voor de toewijzing van de incidentele vordering. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak.