ECLI:NL:GHARL:2021:4775

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
Wahv 200.247.860/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen beslissing kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene, mr. C.M.J.E.P. Meerts, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de bebording niet duidelijk aanwezig was en dat de sanctie van € 36,- voor overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen onterecht was opgelegd. De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 7 augustus 2016 op de A2 in Maarheze, maar de gemachtigde betwist dat de gedraging is verricht, omdat de bebording niet duidelijk was. Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde in het administratief beroepschrift een grond heeft aangevoerd en dat de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard zonder dat het verzuim was hersteld. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard. De inleidende beschikking is ongegrond verklaard, en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat de gemachtigde de stukken pas in hoger beroep heeft ontvangen, onzorgvuldig is, maar geen gevolgen heeft voor de inleidende beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.247.860/01
CJIB-nummer
: 200560781
Uitspraak d.d.
: 18 mei 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Oost-Brabant van 14 september 2018, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 30 oktober 2020 wordt hier als ingelast beschouwd.

Het verdere procesverloop

Op 8 april 2021 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een afschrift ervan is verzonden aan de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft een afschrift van het zaakoverzicht en de foto van de gedraging aan het hof toegezonden. Deze stukken zijn op 22 april 2021 toegezonden aan de gemachtigde van de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft daarop bij faxbericht van 29 april 2021 gereageerd.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 mei 2021. De gemachtigde van de betrokkene is met bericht van verhindering niet verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [B] .

De beoordeling

1. Gelet op de inhoud van het tussenarrest, zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. De overige tegen die beslissing aangevoerde gronden behoeven nu geen bespreking meer.
2. Vervolgens ligt het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie voor. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzuim de gronden van het beroep op te geven niet is hersteld binnen de daarvoor verleende termijn van vier weken.
3. De gemachtigde van de betrokkene verzoekt het beroep alsnog te behandelen en wijst erop dat hij in de brief van 2 februari 2017, waarbij beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing, erop heeft gewezen dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen verzoek is ontvangen het verzuim te herstellen.
4. Het hof stelt vast dat de gemachtigde van de betrokkene in het administratief beroepschrift van 1 september 2016 onder meer betwist dat de gedraging is verricht. Het beroepschrift bevat aldus een grond. Gelet hierop heeft de officier van justitie het beroep reeds daarom niet niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Het hof zal de beslissing van de officier van justitie - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
5. Bij die beschikking is aan de betrokkene is als kentekenhouder een sanctie opgelegd van
€ 36,- voor: “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 6 km/h (verkeersbord A1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 7 augustus 2016 om 08:00 uur op de A2 links (bij hectometerpaal 181.3, borden bij 182.4 Maastricht) in Maarheze met het voertuig met het kenteken [YY-000-YY] .
6. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de bebording niet duidelijk aanwezig was. Omtrent de bebording op of rond de pleegdatum is niets bekend, behalve de op de beschikking vermelde plaatsaanduiding die kennelijk onjuist is nu is vermeld dat de bebording bij Maastricht staat en de gedraging in Maarheze is gepleegd. Omdat niet is gebleken van de vereiste bebording en de kenbaarheid dient te worden uitgegaan van een maximumsnelheid van 130 km/u op deze locatie op de autosnelweg. Pas vlak voor de zitting bij het hof zijn de foto van de gedraging en het zaakoverzicht aan de gemachtigde toegezonden. Dat is te laat. Deze stukken moeten buiten beschouwing worden gelaten en dat moet leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking, aldus de gemachtigde van de betrokkene.
7. Het hof ziet geen aanleiding om het zaakoverzicht en de foto van de gedraging buiten beschouwing te laten. De omstandigheid dat de gemachtigde van de betrokkene deze stukken eerst in hoger beroep heeft ontvangen, is, zoals ook de advocaat-generaal ter zitting heeft betoogd, onzorgvuldig te noemen, maar heeft geen gevolgen voor de inleidende beschikking en kan hooguit leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie of de kantonrechter. Het hof heeft die beslissingen al vernietigd.
8. De inhoud van het zaakoverzicht wordt niet bestreden, behoudens de aanduiding van de toegestane maximumsnelheid. Op de foto-opname van de gedraging is het voertuig met voormeld kenteken te zien. Uit de foto blijkt dat de snelheidsmeting is verricht tijdens een mobiele controle (categorie B). Daarom mag ervan worden uitgegaan dat de bebording voorafgaand aan de meting is gecontroleerd (vgl. het arrest van 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803). Uit de door de advocaat-generaal overgelegde informatie volgt dat gezien de rijrichting eerst de bebording is gepasseerd voordat de snelheidscontrole is uitgevoerd. De vermelding in het zaakoverzicht dat de bebording bij Maastricht stond is, zo kan met de gemachtigde worden vastgesteld, onjuist maar brengt niet mee dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven.
9. Het beroep tegen de inleidende beschikking wordt ongegrond verklaard.
10. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786). De omstandigheid dat de gemachtigde eerst enkele dagen voor de zitting bij het hof het zaakoverzicht en de foto’s heeft ontvangen vormt geen aanleiding voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.