ECLI:NL:GHARL:2021:4860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
200.285.440
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag bewindvoerder en benoeming nieuwe bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak gaat het om het verzoek van [appellant] tot ontslag van Stichting [B] als bewindvoerder over haar goederen. [appellant] is geboren in 1968 en is de moeder van [de dochter] en [de zoon]. Op 24 augustus 2009 heeft de kantonrechter haar goederen onder bewind gesteld, waarbij Stichting [B] sinds 1 november 2014 als bewindvoerder is aangesteld. Op 19 februari 2020 heeft [appellant] verzocht om de bewindvoering te beëindigen en [de informante] aan te wijzen als nieuwe bewindvoerder. De kantonrechter heeft op 29 juli 2020 dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep van [appellant].

Tijdens de zitting op 16 april 2021 heeft [appellant] haar redenen uiteengezet waarom zij Stichting [B] wil ontslaan, waaronder een gebrek aan communicatie en vertrouwen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de door [appellant] aangevoerde redenen niet voldoen aan de wettelijke criteria voor ontslag van een bewindvoerder, zoals vastgelegd in artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof benadrukt dat de voorkeur voor een andere bewindvoerder op zichzelf geen gewichtige reden is voor ontslag. Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, waarmee Stichting [B] als bewindvoerder is gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.285.440
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8335477)
beschikking van 20 mei 2021
in het hoger beroep van:
[appellant] ( [appellant] ),
woonplaats: [A] ,
advocaat: mr. D.F. Briedé in Almelo,
en
Stichting [B] (Stichting [B] ),
in [C] .
Belanghebbenden zijn:
[de dochter] ( [de dochter] ),
woonplaats: [D] ,
en
[de zoon] ( [de zoon] ),
woonplaats: [D] .
Informant is:
[de informante] ( [de informante] ),
woonplaats: [E] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het bewind over de goederen van [appellant] .

2.Belangrijke informatie

2.1
[appellant] is geboren [in] 1968. Zij is de moeder van [de dochter] en [de zoon] .
2.2
Op 24 augustus 2009 heeft de kantonrechter de goederen van [appellant] onder bewind gesteld.
2.3
Stichting [B] is sinds 1 november 2014 de bewindvoerder van [appellant] .
2.4
Op 19 februari 2020 heeft [appellant] een brief gestuurd naar het bewindsbureau van de rechtbank, waarin zij vraagt de bewindvoering door Stichting [B] te beëindigen (op te heffen). In een bijlage bij die brief wordt gevraagd [de informante] aan te wijzen als bewindvoerder/mentor. Die bijlage is ondertekend door [appellant] en door een aantal familieleden van [appellant] .
2.5
Op 22 oktober 2020 heeft [de informante] een formulier ingevuld en ondertekend waarin staat dat zij bereid is om benoemd te worden tot bewindvoerder van [appellant] .
2.6
Op 3 februari 2021 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [appellant] en heeft de kantonrechter [de informante] benoemd tot mentor van [appellant] .

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 29 juli 2020 het verzoek tot opheffing van het bewind en het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
[appellant] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. [appellant] wil dat het hof Stichting [B] ontslaat als bewindvoerder en dat het hof [de informante] benoemt tot bewindvoerder. [appellant] wil in elk geval dat [de informante] haar bewindvoerder wordt, in plaats van Stichting [B] .
4.2
Stichting [B] is het niet eens met [appellant] . Stichting [B] wil de bewindvoerder van [appellant] blijven.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 28 oktober 2020;
- een e-mailbericht van [F] van 21 november 2020;
- een brief van [G] ( [G] ) van 21 december 2020 met een bijlage;
- een brief van [F] van 9 april 2021;
- een faxbericht van mr. Briedé van 14 april 2021 met een bijlage.
5.2
De zitting bij het hof was op 16 april 2021. Aanwezig waren:
- [appellant] met haar advocaat;
- [G] namens Stichting [B] ;
- [de informante] ;
- [de zoon] met zijn verzorger [F] .

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kantonrechter om Stichting [B] niet te ontslaan als bewindvoerder.
6.2
In de wet [1] staat dat een bewindvoerder ontslag wordt verleend:
  • op eigen verzoek van de bewindvoerder;
  • als de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden;
  • wegens ‘gewichtige redenen’.
6.3
In dit hoger beroep gaat het om de vraag of er ‘gewichtige redenen’ zijn om ontslag te verlenen. Dit is een streng criterium: ontslag mag niet lichtvaardig worden verleend. Uit de rechtspraak blijkt dat bijvoorbeeld sprake kan zijn van gewichtige redenen als een bewindvoerder zijn taken niet goed uitvoert of als degene wiens goederen onder bewind staan helemaal geen vertrouwen (meer) heeft in de bewindvoerder en niet (meer) overweg kan met de bewindvoerder. Meestal zijn er meerdere redenen voordat tot ontslag wordt overgegaan.
6.4
Soms heeft degene wiens goederen onder bewind worden gesteld een voorkeur voor een bepaalde bewindvoerder. Bij de instelling van het bewind is het uitgangspunt dat de kantonrechter die voorkeur volgt. Als eenmaal bewind is ingesteld en een bewindvoerder is benoemd, dan moet eerst worden gekeken of er gewichtige redenen zijn om die bewindvoerder te ontslaan. De voorkeur voor een andere bewindvoerder is op zichzelf geen gewichtige reden voor ontslag.
6.5
[appellant] heeft gezegd dat zij wil dat [de informante] haar bewindvoerder wordt, omdat [de informante] veel voor haar heeft gedaan en zij vertrouwen heeft in [de informante] . [de informante] is dertig jaar de bewindvoerder en de mentor geweest van de zus en de zwager van [appellant] . De familie heeft daardoor een vertrouwensband met [de informante] gekregen. [de informante] is inmiddels ook de mentor van [appellant] . Daarnaast heeft [appellant] op de zitting bij het hof gezegd dat Stichting [B] niet reageert als [appellant] laat weten dat zij wil verhuizen. Volgens [appellant] bespreken Stichting [B] en de instelling waar zij verblijft dit met elkaar, zonder dat zij daarvan op de hoogte is. Verder heeft [appellant] gezegd dat Stichting [B] haar onvoldoende informeert over haar geldzaken.
6.6
Het hof is van oordeel dat de redenen die [appellant] heeft genoemd geen ‘gewichtige redenen’ zijn. Er is dus niet voldaan aan de eisen die de wet stelt aan ontslag van een bewindvoerder. Niet is gebleken dat Stichting [B] haar taak niet goed uitvoert. Ook is niet gebleken van andere gewichtige redenen om Stichting [B] te ontslaan. Het feit dat [de informante] inmiddels is benoemd tot mentor van [appellant] maakt dat niet anders. Over de wens van [appellant] om te verhuizen heeft Stichting [B] op zichzelf niets te zeggen. Stichting [B] heeft alleen iets te zeggen over de geldzaken van [appellant] . Overigens heeft Stichting [B] op de zitting bij het hof gezegd dat er geen financiële belemmeringen zijn voor [appellant] om te verhuizen. [appellant] heeft voldoende geld om te kunnen verhuizen.
6.7
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 29 juli 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, M.H.F. van Vugt en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is door mr. K.A.M. van Os-ten Have in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.