ECLI:NL:GHARL:2021:5220

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
200.283.790/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag bewindvoerder en opzegging samenlevingsovereenkomst in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot ontslag van de bewindvoerder, [verweerder], en de opzegging van de samenlevingsovereenkomst met [de rechthebbende]. De zaak betreft een geschil tussen [verzoeker] en de bewindvoerder over de belangen van [de rechthebbende], die wegens vergevorderde dementie onder bewind is gesteld. Het hof oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De bewindvoerder heeft rechtmatig gehandeld door geld terug te vorderen van [verzoeker] en aangifte te doen van verduistering. De opzegging van de samenlevingsovereenkomst is onherroepelijk geworden, omdat [verzoeker] hiertegen geen hoger beroep heeft ingesteld. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek van [verzoeker] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.283.790/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8370699)
beschikking van 27 mei 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden,
en
[verweerder] , h.o.d.n. [B],
kantoorhoudende te [C] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] of de bewindvoerder,
advocaat: mr. F. Hofstra te Leeuwarden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [de rechthebbende] of rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 1 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 30 september 2020;
- een brief namens [verzoeker] van 19 oktober 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de bewindvoerder met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 26 april 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de bewindvoerder van 28 april 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2021 plaatsgevonden. [verzoeker] en de bewindvoerder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] en [de rechthebbende] zijn in 1995 gaan samenleven. Zij hebben op 3 maart 2000 een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten.
[de rechthebbende] verblijft sinds februari 2014 op een gesloten afdeling van een zorginstelling wegens vergevorderde dementie.
3.2
Bij beschikking van 22 maart 2018 heeft de kantonrechter te Leeuwarden op verzoek van een zoon van [de rechthebbende] de tegenwoordige en toekomstige goederen en gelden van [de rechthebbende] onder bewind gesteld, en [verweerder] h.o.d.n. [B] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij beschikking van 16 mei 2018 heeft de kantonrechter te Leeuwarden de bewindvoerder machtiging verleend om de samenlevingsovereenkomst tussen [de rechthebbende]
en [verzoeker] te ontbinden, voor zover het de vermogensrechtelijke aspecten van die
overeenkomst betreft. Met een (aangetekende) brief van 18 mei 2018 heeft de bewindvoerder de samenlevingsovereenkomst opgezegd.
3.4
Het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, heeft in zijn arrest van 27 oktober 2020 het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 24 april 2019 bekrachtigd, waarbij [verzoeker] onder meer is veroordeeld tot betaling aan [de rechthebbende] , althans de bewindvoerder, van bijna € 300.000,00 en tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de bewindvoerder op straffe van een dwangsom. Ook is [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 1 juli 2020 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, het verzoek van [verzoeker] tot ontslag van de bewindvoerder met onmiddellijke ingang en met benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de persoon van de bewindvoerder en de opzegging door de bewindvoerder van de samenlevingsovereenkomst tussen [verzoeker] en [de rechthebbende] .
[verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek van [verzoeker] alsnog wordt ingewilligd, inhoudende dat:
1. [verweerder] met onmiddellijke ingang, dan wel met ingang van een door het hof te bepalen tijdstip, zal worden ontslagen als bewindvoerder, met benoeming van een opvolgend bewindvoerder;
2. de (opvolgend) bewindvoerder door het hof zal worden gelast de ontbinding van
het samenlevingscontract ongedaan te maken.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn verzoek. De bewindvoerder verzoekt het hof:
- om in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat [verzoeker] in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- om in het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep de bestreden beschikking te bekrachtigen
.

5.De motivering van de beslissing

Horen rechthebbende
5.1
[de rechthebbende] is opgeroepen in hoger beroep, maar niet ter zitting verschenen. Voor het hof is duidelijk dat [de rechthebbende] in verband met haar gezondheid niet in staat is om haar mening kenbaar te maken ten aanzien van de geschilpunten die aan het hof zijn voorgelegd of om te begrijpen waar deze zaak over gaat. Partijen hebben ter zitting desgevraagd aangegeven dat [de rechthebbende] geen notie heeft van de onderhavige kwestie en dat het niet mogelijk is om hierover een gesprek met haar te voeren. Het hof zal [de rechthebbende] dan ook niet horen in deze zaak.
Ontvankelijkheid [verzoeker]
5.2
Anders dan de bewindvoerder beschouwt het hof [verzoeker] wel als andere levensgezel als bedoeld in artikel 1:432 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof legt hieraan ten grondslag dat de jarenlange samenwoning is geëindigd door een oorzaak die is gelegen buiten de wil van [verzoeker] en [de rechthebbende] (de noodzakelijke opname van [de rechthebbende] in een verzorgingshuis), dat [verzoeker] [de rechthebbende] altijd is blijven bezoeken en dat hij haar nog steeds regelmatig bezoekt en dat [verzoeker] aangeeft [de rechthebbende] nog steeds als zijn partner/levensgezel te beschouwen. Dat de samenlevingsovereenkomst inmiddels door opzegging is geëindigd en dat [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van een fors bedrag aan [de rechthebbende] leidt niet tot een ander oordeel. Met de kantonrechter is het hof dan ook van oordeel dat [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek tot ontslag van de bewindvoerder. Het verzoek van de bewindvoerder in het incidenteel hoger beroep zal dan ook worden afgewezen.
Ontslag bewindvoerder
5.3
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof, evenals de kantonrechter, van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan [verweerder] als bewindvoerder kan worden ontslagen. Het hof verwijst voor de onderbouwing van dat oordeel naar de overwegingen van de kantonrechter in de bestreden beschikking voor zover deze betrekking hebben op de wijziging van de bewindvoerder en voegt hier het volgende aan toe.
5.4
[verzoeker] heeft de gronden voor het ontslag van de bewindvoerder niet voldoende onderbouwd. Volgens [verzoeker] heeft de bewindvoerder met haar handelen de belangen van [de rechthebbende] en [verzoeker] geschaad en is de verhouding tussen hem en de bewindvoerder ernstig verstoord.
5.5
De bewindvoerder heeft de stellingen van [verzoeker] ten aanzien van de behartiging van de belangen van [de rechthebbende] weersproken. Met betrekking tot de verstoorde verhouding tussen [verzoeker] en de bewindvoerder heeft de bewindvoerder ter zitting bij het hof aangegeven pas (weer) met [verzoeker] in gesprek te zullen gaan als zij een sluitende rekening en verantwoording van hem heeft ontvangen. Verder heeft zij aangegeven dat zij haar taak als bewindvoerder over het (toekomstige) vermogen van [de rechthebbende] naar behoren kan blijven uitvoeren, zonder dat daarvoor contact tussen de bewindvoerder en [verzoeker] nodig is.
5.6
Wat er ook zij van de aspecten genoemd onder punt 31 sub a tot en met g (en nader toegelicht) in het beroepschrift van [verzoeker] , het hof heeft geconstateerd dat het handelen van [verzoeker] met betrekking tot de verkoop van de woning van [de rechthebbende] en de aankoop door hem van een andere woning in 2017 niet juist is geweest. Het handelen van [verzoeker] heeft de bewindvoerder aanleiding gegeven om over te gaan tot onderzoek naar de gang van zaken en tot het nemen van (voor [verzoeker] ) ingrijpende beslissingen en maatregelen. [verzoeker] is vervolgens op vordering van de bewindvoerder bij vonnis van 24 april 2019 door de rechtbank veroordeeld tot (terug)betaling van ruim € 300.000,00 en het afleggen van rekening en verantwoording over de financiën van [de rechthebbende] . Dit vonnis is bij arrest van dit hof van 27 oktober 2020 bekrachtigd. Inmiddels is een gedeelte van de aan [de rechthebbende] toekomende gelden teruggekregen door het optreden van de bewindvoerder, zoals het leggen van diverse beslagen. Ook heeft zij bij de politie aangifte gedaan van verduistering door [verzoeker] ; deze strafrechtelijke procedure loopt nog. Anders dan [verzoeker] stelt, heeft de bewindvoerder met haar wijze van handelen aangetoond dat zij het financiële belang van [de rechthebbende] voorop stelt.
5.7
Naar het oordeel van het hof heeft de bewindvoerder de juiste stappen gezet en daarmee steeds in het financiële belang van [de rechthebbende] gehandeld. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van gewichtige redenen die zouden moeten leiden tot het ontslag van de bewindvoerder, dient het verzoek van [verzoeker] te worden afgewezen. Dat de verstandhouding tussen [verzoeker] en de bewindvoerder niet goed is leidt niet tot een ander oordeel, nu de bewindvoerder niet de belangen van [verzoeker] dient te behartigen maar die van [de rechthebbende] . Bovendien zal ook een opvolgend bewindvoerder uitvoering gaan geven aan voornoemd onherroepelijk vonnis van de rechtbank Noord-Nederland.
Opzegging van de samenlevingsovereenkomst
5.8
Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat de machtiging van de kantonrechter van 16 mei 2018 om de samenlevingsovereenkomst op te zeggen onherroepelijk is geworden, omdat [verzoeker] daartegen geen hoger beroep heeft ingesteld. Het hof zal dit verzoek van [verzoeker] dan ook afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 1 juli 2020 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M Dölle, M.P. den Hollander en F. Menso, bijgestaan door mr. T. van der Veen als griffier, en is op 27 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.