ECLI:NL:GHARL:2021:5227

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
200.284.508/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor geslachtsnaamwijziging en paspoortaanvraag voor minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging voor haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, stelde dat de kinderen al lange tijd geen contact meer hadden met hun vader en dat zij de wens hadden om hun achternaam te wijzigen naar die van de moeder. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, evenals haar verzoek om vervangende toestemming voor het aanvragen van nieuwe paspoorten voor de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2021 hebben de minderjarigen hun mening kenbaar gemaakt, waarin zij hun voorkeur voor een naamswijziging uitdrukten. De moeder voerde aan dat de kinderen door de vader waren getraumatiseerd, maar het hof vond geen bewijs voor deze claim in de overgelegde stukken. Het hof oordeelde dat de kinderen niet zodanig getraumatiseerd waren dat het in hun belang was om de achternaam te wijzigen. Bovendien werd opgemerkt dat de vader in de eerdere procedure geen verzoeken had ingediend die betrekking hadden op contactherstel, wat ook een rol speelde in de beslissing.

Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de moeder af. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing benadrukt het belang van het behoud van de band tussen de kinderen en hun vader, ondanks de problematische relatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.284.508/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 503091)
beschikking van 18 mei 2021
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. Dayala te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [A] ,
belanghebbende,
verder te noemen: de vader,
zonder advocaat.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 21 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 12 oktober 2020;
- een journaalbericht van mr. Dayala van 19 november 2020, met productie(s).
2.2
De minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben in twee afzonderlijke brieven van 16 maart 2021 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 19 april 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
- de vader.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 19 mei 2017 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2003 (roepnaam [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 (roepnaam: [de minderjarige2] ).
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen sinds het uiteengaan van partijen (februari 2016) bij de moeder. Er is (inmiddels bijna vijf jaar lang) geen omgang en/of contact meer tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.4
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het verzoek van de moeder om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en voortaan haar alleen met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten is door de rechtbank bij beschikking van 17 maart 2020 afgewezen. In diezelfde beschikking heeft de rechtbank - voor zover hier verder van belang - de moeder vervangende toestemming verleend voor de duur van één jaar om samen met de minderjarigen naar het buitenland te reizen, en een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder (a) eenmaal per zes tot acht weken aan de vader informatie verstrekt omtrent de schoolresultaten, sporten en hobby’s van de minderjarigen en één keer per jaar een schoolfoto van de minderjarigen aan de vader verstrekt, en (b) de minderjarigen zal motiveren om ook zelf een stukje naar de vader te schrijven. Het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen is door de rechtbank bij diezelfde beschikking afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In deze procedure zijn tussen partijen in geschil het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende instemming van de vader, zodat zij namens [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zelfstandig een verzoekschrift strekkende tot geslachtsnaamwijziging bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan indienen en het verzoek om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van nieuwe paspoorten en identiteitskaarten voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 21 juli 2020 beide verzoeken van de moeder afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 juli 2020. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog
- vervangende toestemming te verlenen aan de moeder voor het indienen van een verzoek
bij het Ministerie van Justitie tot geslachtsnaamwijziging ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , met dien verstande dat de geslachtsnaam van deze minderjarigen wordt gewijzigd van [de vader] naar de geslachtsnaam van de moeder, te weten [verzoekster] ;
- vervangende toestemming aan de moeder te verlenen voor het aanvragen c.q. vernieuwen van de paspoorten van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en voor het aanvragen van identiteitskaarten ten behoeve [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;
- de beslissingen zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd en het hof verzocht - zakelijk weergegeven - de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de proceskosten.
4.4
De vader heeft aan het einde van de mondelinge behandeling allerlei andere verzoeken gedaan die betrekking hebben op contactherstel met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (het strafbaar stellen van weigering om mee te werken, het verbinden van een dwangsom aan de informatievoorziening en het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen, met inzet en betrokkenheid van de raad voor de kinderbescherming). Deze verzoeken zullen worden afgewezen. Het contactherstel, de informatievoorziening, alsook de eventuele inzet van de raad voor de kinderbescherming bij de opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] maken namelijk geen onderdeel uit van het onderhavige hoger beroep. Nog daargelaten of deze verzoeken van de man in strijd zijn gedaan met het procesreglement en de goede procesorde, geldt dat de vader in de procedure in eerste aanleg geen verzoeken heeft ingediend en dat hij dat - zoals aan de vader ter zitting reeds is uitgelegd - niet voor het eerst in hoger beroep kan doen.

5.De motivering van de beslissing

Naamswijziging
5.1
Het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Het hof neemt de motivering van de rechtbank hier, na eigen onderzoek, over en voegt daar het volgende aan toe.
5.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben in hun brieven aan het hof laten weten dat het hun wens is dat hun achternaam zal worden veranderd in de achternaam van de moeder. [de minderjarige2] schrijft daarbij hekel te hebben aan de naam “ [de vader] ”. In beide brieven wordt verder genoemd dat zij al een heel lange tijd (vijf jaar) geen contact hebben met hun vader, [de minderjarige1] heeft daar geen behoefte aan, [de minderjarige2] wil zijn vader nooit meer zien.
5.3
De moeder heeft ter zitting van het hof gesteld dat het een langdurige en bestendige wens is van beide kinderen om hun achternaam te wijzigen. Die wens is ingegeven door de traumatische ervaringen die beide kinderen hebben gehad met de vader. Zo heeft de moeder gesteld dat de vader het gezin (zowel de moeder als de kinderen) gedurende het huwelijk altijd lichamelijk en psychisch heeft mishandeld.
5.4
Het hof heeft voor de door de moeder gestelde traumatische ervaringen geen aanwijzingen kunnen vinden in de overgelegde stukken. Er is inderdaad al een lange periode geen contact tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader en ook is duidelijk dat de verhoudingen tussen de vader en de moeder zeer slecht zijn. Maar dat de kinderen door toedoen van de vader zijn getraumatiseerd, wordt in ieder geval niet ondersteund door de beschikking van de rechtbank van 17 maart 2020. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, aansluitend bij het advies van de raad, die voor de tweede maal een onderzoek heeft verricht naar het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders in stand gelaten, een informatieregeling vastgesteld en zelfs de hoop uitgesproken dat de kinderen in de toekomst ruimte kunnen ervaren om contact met de vader te hebben. Dit wijst er eerder op dat er iets anders zou moeten gebeuren, waarbij - zoals de rechtbank heeft overwogen- er ook een taak voor de moeder ligt om de kinderen te stimuleren in het contactherstel met hun vader. Daarin past niet de verzochte naamswijziging, waarmee de laatste voor de kinderen tastbare band met hun vader wordt doorgesneden. De rapporten en verslagen van hulpverlenende instanties waarop de moeder zich ter zake beroept zijn door de moeder niet overgelegd.
Er zijn kortom in de aanwezige stukken geen aanwijzingen te vinden waaruit kan worden afgeleid dat de kinderen kampen met zodanig traumatische ervaringen dat het in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om een verzoek tot naamswijziging in te dienen.
5.5
De moeder heeft in haar beroepschrift verwezen naar de uitspraak van dit hof van 10 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9072. Het hof merkt hierover op dat de omstandigheden in de thans voorliggende kwestie anders zijn dan die in de casus waarop voormelde uitspraak betrekking heeft, waardoor nu een ander oordeel wordt gegeven.
5.6
De moeder wijst erop dat [de minderjarige1] binnenkort 18 jaar wordt en zelfstandig een verzoek tot wijziging van zijn achternaam zal indienen, indien thans het verzoek daartoe wordt afgewezen. Dit zou oneerlijk zijn voor [de minderjarige2] , die dan nog als enige in haar huishouden de achternaam van de vader draagt. Deze zorg van de moeder maakt het voor het hof niet anders. Het feit dat [de minderjarige1] binnenkort als meerderjarige een eigen afweging kan maken in deze en de mogelijkheid heeft om zelf een verzoek tot naamswijziging te doen, maakt niet dat dit ook voor de thans nog minderjarige [de minderjarige2] mogelijk moet worden gemaakt.
Paspoorten
5.7
Niet in geschil is dat de huidige paspoorten van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] geldig zijn tot 26 april 2023. De advocaat van de moeder heeft ter zitting van het hof desgevraagd bevestigd dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen c.q. vernieuwen van de paspoorten samenhangt met de eventuele naamswijziging van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Nu het hof de moeder geen vervangende toestemming verleent voor het indienen van een verzoek bij het Ministerie van Justitie tot geslachtsnaamwijziging ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , zal ook het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen c.q. vernieuwen van de paspoorten van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om die reden worden afgewezen.
Identiteitskaarten
5.8
Op grond van artikel 34 lid 6 van de Paspoortwet behoeft er voor de aanvraag aan van een Nederlandse identiteitskaart door of ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , die beiden inmiddels de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, geen verklaring van toestemming van de gezaghebbende ouder te worden overgelegd.
Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van identiteitskaarten ten behoeve [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zal dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Proceskosten
6.2
Het hof ziet in hetgeen door de vader is aangevoerd met betrekking tot de proceskosten geen reden af te wijken van de gebruikelijke wijze van afdoening in familiezaken en zal de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het geding draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 21 juli 2020;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, M.A.F. Veenstra en F. Menso, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 18 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.