In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [facilitair manager] tegen de curator van de stichting Zorg Stichting Vivence, die op 27 december 2016 in staat van faillissement is verklaard. [facilitair manager] heeft als facilitair manager van de stichting zorg verleend aan licht verstandelijk gehandicapte jongeren en heeft hiervoor kosten voorgeschoten die via een rekening-courantverhouding door de stichting zouden worden terugbetaald. De curator vordert betaling van een debetsaldo van € 15.885,62, terwijl [facilitair manager] stelt dat hij juist geld tegoed heeft van de stichting. Hij heeft zijn uitgaven en terugbetalingen bijgehouden in Excel-bestanden, maar deze zijn door de politie in beslag genomen tijdens een onderzoek naar de stichting.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft [facilitair manager] verzocht om afschriften van de Excel-sheets en bonnen, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de curator deze gegevens in haar bezit heeft. De curator betwist dat zij over de gevraagde gegevens beschikt en stelt dat het saldo van de rekening-courant vaststaat omdat [facilitair manager] daartegen niet tijdig heeft geprotesteerd. Het hof stelt vast dat het saldo alleen vaststaat indien het jaarlijks aan [facilitair manager] is meegedeeld, wat door hem wordt betwist. Het hof concludeert dat het saldo niet vaststaat en dat [facilitair manager] nog kan protesteren tegen het openstaande bedrag.
Het hof biedt de curator de gelegenheid om nadere toelichting te geven op de grootboekkaart van 2014, waarin een bedrag tweemaal is vermeld. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.