Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn kinderen en de erkenning van een derde kind, [de minderjarige3]. De man, die eerder strafrechtelijk veroordeeld was voor huiselijk geweld tegen de vrouw, verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige3] en om een omgangsregeling. De vrouw, die alleen het ouderlijk gezag uitoefent, verzet zich hiertegen uit angst voor de man en de gevolgen van zijn erkenning voor haar en de kinderen.
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de kinderen vooropgesteld, zoals vastgelegd in het Verdrag inzake de rechten van het Kind. Het hof heeft vastgesteld dat de man zich tijdens de relatie herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld, wat ook door de kinderen is waargenomen. De vrouw en de kinderen hebben recht op veiligheid en bescherming, en het hof heeft geoordeeld dat omgang met de man niet in het belang van de kinderen is. De verzoeken van de man zijn afgewezen, en de bestreden beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd. Het hof heeft benadrukt dat de veiligheid van de vrouw en de kinderen voorop staat, en dat de erkenning van [de minderjarige3] door de man schadelijk zou zijn voor de emotionele ontwikkeling van het kind.
De beslissing van het hof is in lijn met de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Istanbul, dat de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld waarborgt. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de vrouw en de kinderen zwaarder wegen dan de belangen van de man bij erkenning en omgang.