Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn dochter, [de minderjarige], die sinds 2016 geen contact meer met hem heeft. De vader is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn verzoek om een omgangsregeling had afgewezen. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en constateert dat er sinds de laatste beschikking van 11 november 2020 gewijzigde omstandigheden zijn, die aanleiding geven om het verzoek van de vader opnieuw te beoordelen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 mei 2021 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig.
Het hof oordeelt dat het van belang is om een nieuw raadsonderzoek te laten uitvoeren, omdat de vader en de moeder verschillende visies hebben op de situatie van [de minderjarige]. De vader stelt dat hij een stabiel leven heeft opgebouwd en dat contact met hem in het belang van [de minderjarige] zou zijn, terwijl de moeder zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [de minderjarige] en het risico van overbelasting. Het hof vraagt de raad om uiterlijk op 17 december 2021 te rapporteren over de uitkomsten van het onderzoek en houdt verdere beslissingen over de omgangsregeling aan. De raadsheer-commissaris, mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, zal de voortgang van het onderzoek bewaken.