In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 april 2020. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning aan [a-straat] 4 te [Z] voor het jaar 2019, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort was vastgesteld op € 288.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 mei 2021, die via beeldbellen plaatsvond, heeft belanghebbende aangevoerd dat hij in de bezwaarfase geen taxatiekaarten met bijbehorende VOKUL-factoren heeft ontvangen, ondanks een verzoek daartoe. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met het inzagerecht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet WOZ, omdat de VOKUL-factoren niet ter inzage zijn gelegd. Dit heeft geleid tot de veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende.
Wat betreft de WOZ-waarde heeft het Hof vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De referentieobjecten die zijn gebruikt voor de taxatie zijn vergelijkbaar met de woning van belanghebbende. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, maar bevestigd voor het overige. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.136 en moet het betaalde griffierecht vergoeden.