ECLI:NL:GHARL:2021:6077

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
21-004258-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte ter zake van twee winkeldiefstallen met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1958, is veroordeeld voor twee winkeldiefstallen. De eerste diefstal vond plaats op 21 januari 2019, waarbij de verdachte een verpakking Valdispert heeft weggenomen, en de tweede op 11 februari 2019, waarbij meerdere blikjes bier zijn gestolen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig dagen, waarvan vijftien dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van twintig uren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere strafoplegging gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, waarvan zes dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is op 17 juni 2021 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004258-19
Uitspraak d.d.: 17 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 8 augustus 2019 met parketnummer 18-068817-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-075926-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter ten aanzien van de bewezenverklaring en tot vernietiging van de strafoplegging, met veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft voorts verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-166152-17 af te wijzen en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-075926-16 gedeeltelijk toe te wijzen tot één week gevangenisstraf, onder gelijktijdige omzetting naar een taakstraf van dertig uren, subsidiair één week hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. P.R. Logemann, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig dagen, waarvan vijftien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-166152-17 afgewezen en de tenuitvoerlegging gelast van de vordering met parketnummer 18-075926-16 tot een gevangenisstraf van één maand. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] niet-ontvankelijk verklaard en de kosten van partijen aldus gecompenseerd dat elke partij de eigen kosten draagt.
Het hof komt tot een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van één van de vorderingen tenuitvoerlegging. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 11 februari 2019 te [plaats] meerdere blikjes bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 21 januari 2019 te [plaats] een verpakking Valdispert, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Oordeel van het hof
Het hof is evenals het openbaar ministerie, en gehoord de conclusie tot referte van de verdediging, van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 11 februari 2019 te [plaats] meerdere blikjes bier, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 21 januari 2019 te [plaats] een verpakking Valdispert, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig dagen, waarvan vijftien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 21 januari 2019 en op 11 februari 2019 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van een verpakking Valispert bij [benadeelde partij1] , respectievelijk meerdere blikjes bier bij [naam] te [plaats] . Door het plegen van deze feiten heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkeliers. Winkeldiefstal is een hinderlijk feit dat voor overlast zorgt, waaronder de nodige financiële schade voor de betrokken winkelketens.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 mei 2021 blijkt dat verdachte meermalen eerder ter zake van winkeldiefstal is veroordeeld en voor andersoortige strafbare feiten.
Het hof heeft gelet op straffen die ter zake van winkeldiefstal plegen te worden opgelegd hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij is een geldboete in beginsel vertrekpunt voor een gepleegde winkeldiefstal.
Het hof acht een geldboete in dit geval niet aan de orde, nu verdachte in korte tijd is gerecidiveerd, terwijl zij in twee proeftijden liep. Een geldboete acht het hof tegen die achtergrond niet passend.
Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal gerekwireerd, doet bij deze feiten en omstandigheden evenmin recht aan hetgeen is bewezenverklaard.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter zitting van het hof naar voren zijn gekomen, waarbij het hof, gezien het feit dat verdachte, een kwetsbare vrouw met persoonlijkheidsproblematiek, inmiddels haar leven een andere positievere wending lijkt te hebben gegeven, in de straf wil benadrukken dat een gevangenisstraf als waarschuwing boven haar hoofd hangt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest (één dag), waarvan zes dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.

Vordering tenuitvoerlegging

Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 31 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met parketnummer 18-075926-16, gedeeltelijk toe te wijzen tot één week gevangenisstraf, onder gelijktijdige omzetting naar een taakstraf van dertig uren, subsidiair één week hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het oordeel van het hof
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging

Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 9 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met parketnummer 18-068817-19, af te wijzen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het oordeel van het hof
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 27 maart 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 31 mei 2017, parketnummer 18-075926-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand met proeftijd van één jaar, welke proeftijd bij vonnis van 9 maart 2018 met één jaar is verlengd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 27 maart 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 maart 2018, parketnummer 18-166152-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van drie jaren.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 17 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.