ECLI:NL:GHARL:2021:6174

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
21-006664-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van strafverzwarende omstandigheid bij mishandeling ex-partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van zijn ex-partner op 24 maart 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Tijdens de zitting op 4 juni 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak heeft bepleit. De verdediging voerde aan dat de aangeefster zichzelf het letsel had toegebracht en dat de verdachte haar niet had aangeraakt. Het hof heeft vastgesteld dat de aangeefster letsel had opgelopen en dat dit letsel overeenkwam met haar verklaring over de mishandeling. Het hof oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdediging niet aannemelijk was en dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de relatie tussen de verdachte en de aangeefster niet meer vergelijkbaar was met die van een levensgezel, omdat de relatie enkele weken voor het feit was beëindigd. Hierdoor heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid van 'levensgezel'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006664-19
Uitspraak d.d.: 18 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 augustus 2019 met parketnummer 18-126264-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juni 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak van het tenlastegelegde vorderde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H. de Jong, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te [plaats] zijn levensgezel, [naam] , heeft mishandeld door met kracht de keel van haar dicht te knijpen of haar stevig bij de hals vast te pakken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft zij, kort samengevat, het alternatieve scenario aangevoerd dat aangeefster moeite had met het feit dat de relatie was beëindigd. Verdachte heeft aangeefster met geen vinger aangeraakt en aangeefster zou zichzelf het letsel hebben toegebracht. De verdachte belastende verklaring van aangeefster is derhalve ongeloofwaardig, aldus de raadsman.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Er bestaat geen discussie over het feit dat verdachte op 24 maart 2019 in de woning van aangeefster was. Voorts staat vast dat aangeefster in die woning letsel heeft opgelopen.
Uit de letselverklaring van 28 maart 2019 blijkt dat aangeefster het volgende letsel heeft opgelopen:
  • links in de halsstreek een oppervlakkige rode schaafplek ter grootte van ongeveer 1 bij 1,5 centimeter, met centraal wat ontvelling met lichte korstvorming erop;
  • vlak boven deze schaafplek nog een klein rood schaafplekje van ongeveer 4 millimeter in doorsnede met ook centraal een klein puntje korstvorming;
  • aan de voorzijde over de hals en naar links toe over de hals wat lichte paarsblauwe verkleuring met onscherpe begrenzing van een lichte oppervlakkige bloeduitstorting;
  • rechts in de hals en naar de nek toe enkele wat lichte en onscherp begrensde paarsblauwe verkleuringen van oppervlakkige lichte bloeduitstortingen.
De forensisch arts heeft aangegeven dat de oppervlakkige lichte bloeduitstortingen kunnen passen bij stevig vastpakken met de handen rond de keel/hals en dat de genoemde schaafplekjes zijn veroorzaakt door krassen/schaven van nagels.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met zijn beide handen krachtig om haar nek pakte en zodanig veel kracht uitoefende dat zij geen lucht meer kreeg.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het alternatieve scenario waarin aangeefster zichzelf het letsel zou hebben toegebracht en waarbij de verdachte geen vinger naar aangeefster zou hebben uitgestoken, niet aannemelijk geworden. Voor dit scenario biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Het bij de aangeefster geconstateerde letsel, zoals weergegeven in de letselverklaring, komt goed overeen met hetgeen aangeefster over de mishandeling heeft verklaard, mede gezien het feit dat, zoals verdachte ter zitting erkende, verdachte lange nagels had. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster overweegt het hof dat zij op onderdelen ook heel positief verklaart over verdachte en dat zij daarbij niet schroomt om aan te geven dat ze zelf ook niet altijd een positieve inbreng had in de relatie. Het hof ziet geen reden om aan haar verklaring, die wordt ondersteund door het geconstateerde letsel, te twijfelen en verwerpt dan ook het tot vrijspraak strekkende verweer.
Nu zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard dat de relatie tussen beiden enkele weken voor het feit werd beëindigd, kan niet (meer) worden gesproken van een relatie die qua gehechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners, zodat van de strafverzwarende omstandigheid ‘levensgezel’ moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks24 maart 2019 te [plaats]
zijn levensgezel, [naam] , heeft mishandeld door met kracht de keel van haar dicht te knijpen of haar stevig bij de hals vast te pakken;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster in haar eigen woning. Aangeefster heeft ten gevolge van de mishandeling letsel opgelopen en pijn ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Dit vond plaats in de woning van aangeefster, terwijl zij zich juist in haar eigen woning veilig zou moeten kunnen voelen.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Het hof laat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf achterwege nu verdachte sinds het plegen van onderhavig feit zich niet meer schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 18 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.