ECLI:NL:GHARL:2021:6190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
21-006572-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Motorrijtuig besturen terwijl de bevoegdheid daartoe was ontzegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, had op 2 februari 2018 een motorrijtuig bestuurd terwijl hem de bevoegdheid daartoe bij rechterlijke uitspraak was ontzegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en bevond zich in de proeftijd van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet aan de rechterlijke uitspraak heeft gehouden, wat de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Ondanks de ernst van het feit en de recidive, heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van veertig uren. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen gelast, maar omgezet in taakstraffen. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006572-18
Uitspraak d.d.: 18 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 november 2018 met parketnummer 96-023437-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-228987-14 en 96-179913-15, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P.D. Popescu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 2 februari 201,8 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Rijksweg A6, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks2 februari 2018 te [plaats] , terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat hem bij rechterlijke uitspraak
of strafbeschikkingde bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Rijksweg A6, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland d.d.
10 oktober 2016, gewezen onder parketnummer 16-228987-14, te weten:
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken
en van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te Midden-Nederland d.d. 13 oktober 2017, gewezen onder parketnummer 96-179913-15, te weten:
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 maanden;
- een hechtenis voor de duur van 1week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen ten uitvoerleggingen kunnen worden toegewezen maar dat daarbij de vrijheidsbenemende straffen kunnen worden omgezet in een taakstraf en dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid dient te worden bevolen.
De raadsman heeft het hof verzocht om bij het bepalen van een straf aansluiting te zoeken bij de eis van de advocaat-generaal, waarbij, mede met het oog op de mogelijkheden van de verdachte om zijn werkstraf te kunnen uitvoeren, het voorwaardelijk karakter van de ontzegging van de rijbevoegdheid dient te worden gehandhaafd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 2 februari 2018 een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist dat aan hem door de rechter een ontzegging van de rijbevoegdheid was opgelegd. Verdachte heeft daarmee een rechterlijke uitspraak bij herhaling genegeerd. De rechterlijke uitspraak is bedoeld om de algemene verkeersveiligheid te bevorderen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens het overtreden van de Wegenverkeerwet 1994. Bovendien heeft hij onderhavig feit begaan in de proeftijd van eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke straffen.
Om recht te doen aan de ernst van het feit, voormelde recidive en mede in aanmerking nemende de landelijke gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, dient aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van vier weken te worden opgelegd.
Hier staat tegenover dat bij verdachte een ASPS (Antisociale Persoonlijkheidsstoornis) is geconstateerd. Verdachte heeft daarvoor hulp gezocht. Hij staat op de wachtlijst voor een behandeling bij de [naam] . Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou mogelijk een terugval voor verdachte kunnen betekenen.
Gelet hierop en om verdachte nog een kans te geven om de door hem ingeslagen weg voort te kunnen zetten, ziet het hof af van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is van oordeel dat in dit geval een passende bestraffing kan worden gevonden in het opleggen van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof acht deze straffen passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 10 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, parketnummer 16-228987-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Almere van 13 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, parketnummer 96-179913-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Mede gelet op de recidive van verdachte en het belang van de verkeersveiligheid acht het hof het tenuitvoerleggen van de ontzegging van de rijbevoegdheid passend. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de hechtenis een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 oktober 2016 met parketnummer 16-228987-14, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Almere van 13 oktober 2017, parketnummer 96-179913-15, te weten hechtenis voor de duur van 1 week, een
taakstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Almere van 13 oktober 2017, parketnummer 96-179913-15, te weten van:
een ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 18 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.