In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest.
De zaak betreft een incident op 26 oktober 2018, waarbij de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto werd aangetroffen. Na een achtervolging door de politie, waarbij verdachte zich agressief gedroeg, werd hij aangesproken door verbalisanten en werd hem bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek. De verdachte weigerde echter om ademlucht te blazen, ondanks dat hij op de hoogte was van de gevolgen van deze weigering. De verdediging voerde aan dat de verdachte om medische redenen niet in staat was om te blazen, maar het hof verwierp dit verweer, omdat er geen overtuigende bewijsstukken waren die deze claim ondersteunden.
Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had geweigerd om medewerking te verlenen aan het ademonderzoek, wat in strijd is met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten werden meegewogen in de strafoplegging. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en dat het noodzakelijk was voor de verkeersveiligheid om de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen.