Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroepIn de zaak met zaaknummer 200.275.805/01
- het beroepschrift van de man met productie(s), ingekomen op 16 maart 2020;
- het verweerschrift van de vrouw met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 25 maart 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 19 mei 2021 met productie(s).
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de vrouw met productie(s), ingekomen op 16 maart 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de man met productie(s);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vrouw met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 20 maart 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 19 mei 2021 met productie(s).
In beide zaken
3.De feiten
“ (…)
Artikel 6.
Indien één der echtgenoten met zijn werk- of opdrachtgever is overeengekomen, dat de door hem te genieten inkomsten op een ongebruikelijke wijze zullen worden verminderd dan wel op een ongebruikelijk tijdstip zullen worden genoten, wordt hiermee voor de berekening van het inkomen geen rekening gehouden.
2. Wat een echtgenoot in het betrokken jaar of in vroegere jaren uit zijn vermogen aan lasten van het huwelijk heeft betaald, kan hij vóór deling vooruitnemen.
“ 4.5 gelast de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling als volgt:
● aan de vrouw wordt toebedeeld:
€ PM;
€ PM;
€ 175.246,- te betalen ter zake finale verrekening;
4.De omvang van het geschilIn de zaak met zaaknummer 200.275.805/01
II. aan de vrouw wordt toegedeeld, onder de opschortende voorwaarde dat zij de man kan doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de beide hypothecaire verplichtingen en onder de opschortende voorwaarde zoals omschreven in rechtsoverweging 3.55 van de bestreden beschikking (hof: dat de vrouw de woning binnen zes maanden na de datum van de beschikking kan en wil overnemen): de woning aan de [adres] te [woonplaats1] voor een waarde van € PM; de draagplicht voor de hypotheken bij de [a-bank] en [naam1] € PM;
€ PM aan de man te voldoen wegens overbedeling waarbij de overwaarde wordt berekend aldus: de verkoopprijs minus het saldo van de hypotheken en de terugname van € 22.413,23 door de vrouw, alsmede de terugname van € 20.000,- door de man;
€ 22.413,23 door de vrouw, alsmede de terugname van € 20.000,- door de man;
Primair:
voor recht te verklaren dat de man uit hoofde van verrekening aan de vrouw niets verschuldigd is;
€ 158.823,- en [naam1] van € 69.431,--; 2) nadat op de hypothecaire lening [a-bank] (het hof begrijpt: [a-bank] ) is afgelost de waarde van de verzekering en premiedepot [naam3] met polisnummer [nummer4] ter hoogte van
€ 24.353; en vervolgens af te trekken het vergoedingsrecht van de vrouw ter hoogte van € 22.413,23. Indien de vrouw in staat is om de hypothecaire leningen over te nemen met ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de man, te beslissen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld;
€ 22.413,23;
Primair
De man heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij twee grieven (A en B) geformuleerd, die beide betrekking hebben op de verdeling van de woning in [woonplaats1] . De man heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de volgende punten betreft (verwezen wordt naar de alineanummering uit de bestreden beschikking): 4.5, tweede bolletje, eerste streepje, 4.8 en 4.9, en in zoverre opnieuw beschikkende te bepalen:
5.De motivering van de beslissingDe afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
De aandelen van de man in de vennootschap
(ter zake de verdeling van de nalatenschap een bedrag van € 317.877,- en ter zake de koop van de certificaten een bedrag van € 67.123,-) en zijn schuld in rekening-courant afgelost. Het resterende bedrag van € 80.000,- is overgemaakt naar de en/of-rekening van partijen.
* Verrekening van de waarde van de aandelen?
€ 490.320,- uit de inkoop van de cumulatief preferente aandelen is verkregen en dat deze aandelen door hem onder uitsluitingsclausule zijn verkregen uit de nalatenschap van de vader.
21 november 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC7049) .
Verrekening van opgepotte winsten?
Het inkomstenbegrip (de grieven 2 tot en met 5 en 8 in het hoger beroep van de man)
De verrekening van opgepotte winsten (grief 9 tot en met 12 in het hoger beroep van de man)
Tussenconclusie
€ 175.246,-, opgebouwd uit een bedrag van € 11.500,- in verband met de aankoop van de eigen aandelen (welk bedrag was gebaseerd op het deel van de waarde van de aandelen dat naar het oordeel van de rechtbank, rekening houdend met in hoeverre de uitkering van
€ 490.320,- viel onder een bijzonder inkomstenbelastingtarief, voor verrekening in aanmerking kwam) en een bedrag van € 163.746,- betreffende de verrekening van opgepotte winsten.
Het saldo op de en/of-rekeningen van partijen met [nummer1] en [nummer5] (grieven 17, 18, 19 en 20 in het hoger beroep van de man en grief VI in het hoger beroep van de vrouw)
€ 265.500,-. Dat saldo komt derhalve de man toe. Onttrekkingen aan dat saldo door de vrouw dient zij aan de man te vergoeden, behalve als daarvoor een rechtvaardiging bestond.
De door de vrouw van de en/of-rekening van partijen onttrokken bedragen
€ 75.000,- van de en/of-rekening heeft overgeboekt naar een privérekening van haar. Voor die onttrekking is geen rechtvaardiging aangevoerd. Dat bedrag dient de vrouw dus aan de man te voldoen.
€ 26.245,61 aan de en/of-rekening heeft onttrokken in de periode van oktober 2017 tot en met november 2018. De man heeft ter onderbouwing hiervan bankafschriften in het geding gebracht (als productie 16 bij het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek in eerste aanleg van 9 juli 2018 en als productie 27 bij het journaalbericht van de man in eerste aanleg van
3 december 2018).
Naar het oordeel van het hof betreffen dit echter geen zodanig bijzondere kosten dat deze in redelijkheid niet ten laste mogen komen van het privévermogen van de man. Vast staat dat de betalingen zijn gedaan in de periode dat de vrouw nog geen onderhoudsbijdrage ontving van de man. Dat maakt naar het oordeel van het hof dat de vrouw deze bedragen niet hoeft terug te betalen aan de man, ook als zij daarmee haar eigen advocaatkosten zou hebben voldaan.
Tussenconclusie
€ 79.166,- te weinig heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding. De man betwist deze vordering van de vrouw.
De schade-uitkering (grief VIII in het hoger beroep van de vrouw)
€ 116.499,-. Die uitkering is volgens de vrouw aangewend voor de aankoop van een auto en niet uit te sluiten valt dat de man dit bedrag heeft laten uitkeren aan zichzelf in privé.
€ 500.000,- aan de vrouw zou moeten worden toegedeeld. Andere bedragen die in het dossier worden genoemd zijn - onder meer - de woz-waarde per waardepeildatum 1 januari 2017 van € 435.000,- en het bedrag dat volgt uit de taxatie door [naam7] B.V. op 8 december 2017 van € 455.000,-. Ook als van het laagste van deze bedragen zou worden uitgegaan, en rekening houdend met het uitneemrecht van de vrouw van € 22.413,23, is sprake van een aanzienlijke overbedelingsuitkering die de vrouw in het kader van de toedeling van de woning aan haar, aan de man zal moeten voldoen.
Slot
6.De beslissing
17 december 2019, voor zover de man daarbij is veroordeeld uit hoofde van de verrekening aan de vrouw een bedrag van € 175.246,- te betalen (beslissing 4.11) en opnieuw beschikkende:
17 december 2019, voor zover het de wijze van verdeling van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats1] betreft, (beslissing 4.5 tweede bolletje, 4.7, 4.9) en in zoverre opnieuw beschikkende: