ECLI:NL:GHARL:2021:6911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
200.291.354/01 en 200.291.355/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 15 december 2020, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen en zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. H.A. van der Kleij. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel, is verweerster in deze procedure.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de ouders sinds 12 april 2021 met de minderjarigen verblijven in een gezinskliniek, waar zij samenwerkingsweken hebben gevolgd. De ouders hebben aangegeven dat de gezinsopname tot 6 augustus 2021 zal duren, maar de GI heeft verklaard dat de einddatum nog niet vaststaat. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn geuit over de opvoeding en verzorging van de kinderen, en dat de ouders aanzienlijke stappen moeten zetten voordat een terugplaatsing van de kinderen aan de orde kan zijn.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de machtigingen tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 19 december 2021. Tevens heeft het hof in overweging genomen dat het onwenselijk is dat pleegouders vanwege financiële redenen geen contact kunnen hebben met hun pleegkinderen tijdens een gezinsopname. Het hof hoopt dat er structureel contact mogelijk gemaakt kan worden tussen de minderjarigen en hun pleegouders, ook al is de financiële vergoeding voor pleegzorg tijdens de opname stopgezet. De ouders hebben geen belang bij de beoordeling van de grief met betrekking tot de wijziging van het verblijf van [de minderjarige2].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.291.354/01 en 200.291.355/01
(zaaknummers rechtbank Overijssel 256404 (1) en 258323)
beschikking van 13 juli 2021
inzake
[verzoekster](de moeder), en
[verzoeker](de vader),
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder ook te noemen: de ouders,
advocaat: mr. H.A. van der Kleij te Zwolle,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de pleegouders1] ,

wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de pleegouders van [de minderjarige1] ,
2. [de pleegouders2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de pleegouders van [de minderjarige3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 15 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 8 maart 2021;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 24 maart 2021;
- het verweerschrift van de GI met bijlage(n) van 9 april 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 7 juni 2021 met bijlage(n).
- een journaalbericht namens de moeder van 8 juni 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 juni 2021 plaatsgevonden. De ouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI zijn verschenen [A] en [B] . Ook zijn verschenen de pleegouders van [de minderjarige1] .

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over:
[de minderjarige1] , geboren [in] 2011, [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 en [de minderjarige3] , geboren [in] 2016.
3.2
De biologische vader van [de minderjarige2] is [C] . Er heeft nog geen statusvoorlichting aan [de minderjarige2] plaatsgevonden over wie haar biologische vader is.
3.3
De moeder heeft uit een andere relatie nog een minderjarige zoon: [de minderjarige4] , geboren [in] 2020. [de minderjarige4] is onder toezicht gesteld en verblijft op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin.
3.4
Bij beschikking van 19 december 2019 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht gesteld van de GI. De termijn van de ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.5
Bij beschikking van 12 maart 2020 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De termijn van de machtiging is daarna steeds verlengd. [de minderjarige1] en [de minderjarige3] verblijven sinds 12 maart 2020 bij hun pleegouders. [de minderjarige2] heeft in twee pleeggezinnen verbleven en verblijft, op grond van de hierna te melden beslissing, sinds eind 2020 in de 24-uurs accommodatie [D] in [plaats1] .
3.6
Van 5 oktober 2020 tot en met 16 oktober 2020 hebben de ouders de samenwerkingsweken bij de gezinskliniek van het Centrum voor Behandeling en Beoordeling Ouderschap “ [E] ” (hierna: [E] ) gevolgd.
3.7
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 15 december 2020 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verlengd tot 19 december 2021. Verder heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige3] bij de pleegouders verlengd tot 19 december 2021. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] in een 24-uurs accommodatie van jeugdhulpaanbieder [D] in [plaats1] voor de periode van één jaar, tot 19 december 2021. De kinderrechter heeft tevens toestemming verleend tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige2] van het pleeggezin naar [D] in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders komen met vier grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. De eerste drie grieven zien op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De ouders verzoeken het hof - nadat het verzoek namens de ouders ter zitting is aangepast - de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is verlengd met één jaar en, opnieuw rechtdoende, de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een kortere termijn.
De vierde grief ziet op de beslissing van de kinderrechter om de GI toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [de minderjarige2] , omdat deze toestemming op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet nodig is, nu [de minderjarige2] nog geen jaar op haar oude plek verbleef.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof (zo leest het hof) de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
5.2
De ouders hebben in hoger beroep niet meer betwist dat er gronden aanwezig zijn voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Aan het hof ligt uitsluitend de vraag voor of deze machtiging met een jaar dient te worden verlengd of met een kortere termijn. Het hof overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
5.3
De ouders verblijven sinds 12 april 2021 met [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij [E] . Ter zitting hebben de ouders verklaard dat de gezinsopname tot 6 augustus 2021 zal duren (inclusief een wéék verlenging omdat de ouders in verband met de coronamaatregelen in quarantaine moesten). De GI heeft verklaard dat de einddatum van de opname nog niet vaststaat. Volgens de GI wordt de opname niet met één, maar met twee weken verlengd vanwege voornoemde reden. Bovendien zal de opname mogelijk langer verlengd worden, wanneer de hulpverleners van [E] tijdens de opname constateren dat de ouders langer nodig hebben om zich het geleerde eigen te maken. Gelet hierop constateert het hof dat nog niet vaststaat wanneer de opname afgerond zal worden. Daarbij is ook van belang dat nog niet vaststaat dat [E] zal concluderen dat de ouders voldoende in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op zich te nemen.
5.4
Wel staat vast dat de ouders de komende periode tijdens de gezinsopname zich nog tot het uiterste zullen moeten inspannen om ervoor te zorgen dat alle gestelde doelen met positief resultaat worden afgerond. Er zijn in de eerste periode van de opname nieuwe zorgen geconstateerd door de hulpverleners. Deze zorgen zien op het feit dat er een zorgmelding is gedaan over de omstandigheid dat de kinderen - die in het weekend met de ouders bij de ouders thuis verblijven - gedurende bijna de hele dag (geluids)overlast hebben veroorzaakt en dat de ouders niet in staat leken om hier adequaat op te reageren. Ook de gemeente en de wijkagent hebben (niet officiële) meldingen ontvangen waarin zorgen zijn geuit over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Er is daarom besloten om de hulpverlening die de ouders al op de zaterdagen ontvingen van [F] uit te breiden naar de vrijdagmiddag/-avond. Ook is het veiligheidsplan aangescherpt. De GI heeft deze zorgen met de ouders besproken, maar de ouders herkenden deze zorgen niet. Bovendien heeft de vader dusdanig op de melding gereageerd dat er nog een extra doel is geformuleerd dat ziet op de emotieregulatie door de vader.
Verder is gebleken dat tijdens de gezinsopname wordt ingezet op het verbeteren van de wijze van naar bed brengen van de kinderen: de ouders moeten tijdens de opname leren dat de kinderen duidelijkheid en structuur nodig hebben. Ook moeten zij leren de aandacht op de juiste manier over de kinderen te verdelen: [de minderjarige2] vraagt veel aandacht en [de minderjarige1] gedraagt zich zorgend en beschermend richting zijn zusjes, waardoor hijzelf onvoldoende kind kan zijn.
5.5
Verder is ter zitting naar voren gekomen dat de situatie van de kinderen toen zij nog bij de ouders thuis woonden, ernstiger lijkt te zijn geweest dan zoals naar voren komt uit het dossier waar het hof over beschikt, waarin vooral in algemene bewoordingen de thuissituatie van de kinderen is weergegeven. Zo heeft de vader erkend dat hij niet correct heeft gehandeld, dat hij een te kort lontje had als de kinderen niet naar hem luisterden, dat hij corrigerende tikken aan de kinderen heeft gegeven, dat hij is tekortgeschoten in de opvoeding van zijn kinderen en hierdoor geen goede vader is geweest. Er was sprake van extreme ruzies.
Verder hebben de pleegouders aangegeven dat zij door deze procedure voor het eerst bepaalde stukken hebben gelezen en dat zij heel erg zijn geschrokken dat bepaalde verklaringen van [de minderjarige1] juist blijken te zijn. Ook hebben ze verteld dat ze het door de vader omschreven gedrag, zoals hiervoor weergegeven, herkennen bij [de minderjarige1] . Toen [de minderjarige1] net bij hen kwam, sloeg hij en maakte hij dingen kapot. Ook wilde hij als avondeten alleen brood eten.
Gelet op de ernst van de situatie van de kinderen in het verleden, zullen de ouders nog aanzienlijke stappen dienen te zetten tijdens hun opname bij [E] , voordat een eventuele terugplaatsing van de kinderen aan de orde is.
5.6
Gelet op de bovenstaande situatie is er geen aanleiding om de machtigingen tot uithuisplaatsing, die bij de bestreden beschikking zijn verlengd tot 19 december 2021, voor een kortere termijn te verlengen. Nu nog niet bekend is hoe de resterende periode van de gezinsopname bij [E] zal verlopen en wat [E] zal adviseren, is er geen aanleiding om nu reeds te bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing uitsluitend verlengd zal worden voor de periode tot 6 augustus 2021 dan wel tot de datum van afronding van de opname. Aangezien de ouders met alle drie de kinderen bij [E] opgenomen zijn, is er evenmin aanleiding om onderscheid te maken per kind. Daarbij merkt het hof op dat mocht blijken dat (één van) de kinderen al eerder teruggeplaatst zou(den) kunnen worden bij de ouders, het hof, anders dan de ouders hebben aangevoerd, geen aanleiding ziet om eraan te twijfelen dat de GI niet zal werken aan terugplaatsing van de kinderen.
5.7
De ouders hebben als grief 4 in hun beroepschrift aangevoerd dat de GI het verzoek ten aanzien van [de minderjarige2] (wijziging verblijf) heeft gebaseerd op artikel 1:265i BW, maar dat [de minderjarige2] ten tijde van het verzoek nog geen jaar door een ander als de ouders was opgevoed en verzorgd, en dat reeds daarom de kinderrechter het verzoek had moeten afwijzen. Het hof gaat aan deze grief voorbij nu de ouders geen belang hebben bij beoordeling van deze grief.
5.8
Ten overvloede overweegt het hof als volgt. Ter zitting is gebleken dat de pleegouders van [de minderjarige1] gedurende de opname van [de minderjarige1] met zijn ouders bij [E] geen enkel contact met [de minderjarige1] kunnen en mogen hebben, omdat de financiële vergoeding voor de pleegzorg tijdens een dergelijke opname altijd wordt stopgezet. Om diezelfde reden hebben de pleegouders van [de minderjarige3] ook geen contact meer met de ouders en [de minderjarige3] . Het hof acht dit een zeer zorgelijke ontwikkeling die niet in het belang is van [de minderjarige1] en [de minderjarige3] .
[de minderjarige1] heeft vanaf het begin van de uithuisplaatsing (12 maart 2020) bij de pleegouders verbleven. De pleegouders zijn voor hem derhalve vertrouwde en veilige personen. Bovendien hebben de ouders goed contact met de pleegouders. Wanneer de ouders de gezinsopname niet met positief resultaat afronden, zal [de minderjarige1] , zo hebben de ouders en pleegouders ter zitting bevestigd, bij de pleegouders opgroeien tot in ieder geval zijn meerderjarigheid. In een dergelijke situatie is het uitermate onwenselijk dat een minderjarige vanwege financiële redenen tijdens een gezinsopname geen contact kan hebben met zijn pleegouders. Het hof hoopt dan ook ten zeerste dat de GI en [E] ervoor zullen zorgen dat er op structurele wijze contact mogelijk gemaakt kan worden tussen in ieder geval [de minderjarige1] en zijn pleegouders. Mochten de financiën daarbij een probleem blijven, dan gaat het hof ervan uit dat - indien het belang van [de minderjarige1] dit toestaat - [de minderjarige1] en zijn pleegouders op zijn minst regelmatig via videobellen contact met elkaar kunnen hebben. Het hof neemt aan dat hetzelfde kan gelden voor [de minderjarige3] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigd.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 15 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.P. de Jong - de Goede en L. van Dijk, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 13 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.