In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor een gebruikte BMW X5 die door belanghebbende uit Duitsland naar Nederland is overgebracht. Belanghebbende had een bedrag van € 23.322 aan BPM voldaan bij de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister op 12 oktober 2017. Na bezwaar en een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De kern van het geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van een lager BPM-tarief, dat gold in 2014, in plaats van het tarief van 2015, op basis van artikel 110 VWEU in combinatie met artikel 16a van de Wet BPM. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat er referentieauto's zijn die onder dezelfde voorwaarden zijn geregistreerd en dat het verschil in BPM-heffing niet in strijd is met de Europese regelgeving. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verschuldigde BPM vastgesteld op € 23.246. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.666 bedragen.