ECLI:NL:GHARL:2021:7088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
21-001713-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met meerdere slachtoffers

Op 22 juli 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen meerdere personen, met name [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. De feiten vonden plaats op 30 september 2018 in Harderwijk, waar de verdachte samen met medeverdachten een vechtpartij is aangegaan met de slachtoffers. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaar, met een contactverbod met de slachtoffers. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de eerdere veroordeling heeft vernietigd en de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat er sprake was van openlijk geweld, wat de ernst van de zaak onderstreept. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001713-19
Uitspraak d.d.: 22 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 maart 2019 met parketnummer 05-720367-18 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Sahin, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , met vervangende hechtenis voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De rechtbank heeft bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Tot slot heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 1] hoofdelijk deels toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige zijn deze benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de vordering van [benadeelde 2] hoofdelijk volledig toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 30 september 2018 te Harderwijk, openlijk, te weten aan de [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere perso(o)n(en), te weten [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en welk geweld bestond uit
- die voornoemde [benadeelde 3] bij zijn keel grijpen en vervolgens meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist)slag(en) geven tegen en/of in de richting van het hoofd en/of gezicht en/of
- die voornoemde [benadeelde 3] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist)slag(en)en/of schoppen en/of trappen geven tegen en/of in de richting van het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van [benadeelde 3] , terwijl die [benadeelde 3] op de grond lag en/of - die voornoemde [benadeelde 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) schoppen en/of trappen geven tegen en/of in de richting van het lichaam van die [benadeelde 1] , waardoor die [benadeelde 1] op de grond viel en/of
- die voornoemde [benadeelde 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist)slag(en) en/of schoppen en/of trappen geven tegen en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam van voornoemde [benadeelde 1] , terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of
- die voornoemde [benadeelde 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist)slag(en) geven tegen en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam van [benadeelde 2] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- hoofdletsel en/of schaafwonden op de (linker)arm en/of een wond op de rechterhand voor die [benadeelde 1] en/of
- een bult op het hoofd en/of kneuzingingen en/of schaafwonden in het gezicht en/of kneuzingingen en/of schaafwonden op de arm(en) en/of schouder(s) voor die [benadeelde 3] en/of
- zwellingen en/of kneuzingen in het gezicht voor die [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] . Verdachte is samen met vier anderen op pad gegaan naar [benadeelde 3] . Verdachte is in gevecht geraakt met [benadeelde 3] . [benadeelde 2] en [benadeelde 1] hadden letsel en verwondingen, welk geweld door één of meer van de andere vier personen is gepleegd. Na afloop van het incident is de verdachte samen met de andere personen weggegaan. Verdachte heeft wel degelijk opzet gehad op het plegen van het geweld. Of wel of niet sprake was van een vooropgezet plan is daarvoor niet van belang.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte een vooropgezet plan heeft gehad om [benadeelde 3] te mishandelen toen hij met de medeverdachten naar het restaurant is gereden. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld. De bedoeling was om [benadeelde 3] te overtuigen dat hij moest stoppen met stalken, bellen en berichten op social media plaatsen. De situatie is geëscaleerd met de komst van [benadeelde 2] . Uit het dossier volgt niet dat verdachte, voorafgaand aan het geweld dat door [benadeelde 3] richting hem is gebruikt, noch op het moment van het slaan door aangevers noch daarna, een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld (gepleegd door medeverdachten) heeft geleverd. Nadat verdachte door aangever geduwd is en geslagen werd op zijn gezicht, heeft hij teruggeslagen, maar dat was enkel om te voorkomen dat hij nog meer letsel zou krijgen.
Oordeel hof
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Het hof neemt tevens de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen over, een enkele aanvulling/verbetering in aanmerking genomen. [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 30 september 2018 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en twee onbekend gebleven personen, met de auto van [verdachte] , naar Harderwijk gereden om [benadeelde 3] op te zoeken. Zij hebben de auto op de hoek van de [locatie 1] met de [locatie 2] ter hoogte van de [naam winkel] , geparkeerd. [benadeelde 3] stond voor het restaurant […] gevestigd aan de [adres] . [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn naar [benadeelde 3] toegelopen en [benadeelde 3] is met hen meegegaan. [2] Ter hoogte van de [naam winkel] zijn zij gestopt. Daar is een vechtpartij ontstaan. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn ook naar de plek toegegaan en betrokken geraakt bij de vechtpartij. [3] [benadeelde 3] had na de vechtpartij een forse bult op de achterzijde van zijn hoofd, een bloedende wond op zijn gezicht en een blauwe plekken op zijn wangen. [benadeelde 1] had een bult op zijn achterhoofd, rode plekken in zijn gezicht, schaafwonden op zijn arm en een wond op zijn hand. [4]
Beoordeling
Het hof stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het dossier blijkt het volgende:
[benadeelde 3] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [verdachte] moest meelopen. Om de hoek bij de [naam winkel] zag [benadeelde 3] nog drie jongens bij de Volkswagen Golf staan. Eén van de personen was [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben toen in de telefoon van [benadeelde 3] gekeken. Vanaf dat moment ging alles heel snel. [benadeelde 3] werd vanuit het niets bij zijn keel gepakt door [medeverdachte 1] . Hij heeft meerdere vuistslagen gekregen van [verdachte] , heeft een keer terug geslagen en is op de grond gevallen. Toen hij op de grond lag is hij weer meermalen geslagen. Verder heeft hij in ieder geval gezien dat [benadeelde 1] op de grond lag en werd geslagen en geschopt.Toevoeging hof: [benadeelde 3] zag dat de vijf personen richting de auto renden, dat zij in de auto zaten en dat de auto wegreed. [5]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij [benadeelde 3] ter hoogte van de [naam winkel] zag staan met zijn gezicht onder het bloed en onder rode plekken. [benadeelde 3] kon geen kant op omdat hij omringd was door meerdere mannen. [benadeelde 2] is ernaar toe gerend en heeft twee klappen uitgedeeld. [benadeelde 2] kreeg meteen een harde vuistslag op zijn achterhoofd, vlak achter zijn oor. Hij heeft daarnaast in ieder geval gezien dat [benadeelde 1] op de grond lag en door twee personen werd geschopt en geslagen. [6]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij naast de [naam winkel] aan de [locatie 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2] zag. Hij zag dat de jongen met een bril en een zwarte jas (rechtbank: [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de man met de bril en de zwarte jas was) [benadeelde 3] meermalen op het gezicht sloeg. [benadeelde 1] wilde die jongen weg duwen maar werd vervolgens in zijn nek geraakt en door meerdere malen geslagen en geschopt, waardoor hij op de grond viel. Terwijl hij op de grond lag, is hij door meerdere personen geschopt en geslagen, op zijn hoofd en op zijn lichaam. Hij heeft verder in ieder geval gezien dat [benadeelde 3] werd geslagen terwijl hij op de grond lag. [7]
Getuige [getuige 1] heeft gezien dat een groep op van vier jongens om een jongen heen stond. Die jongen kende hij van vroeger en heette [naam] (rechtbank: [benadeelde 3] ). [getuige 1] wist dat [naam] de zoon van de eigenaar van het restaurant […] aan de [adres] was. Hij is naar het restaurant gelopen om de vader (rechtbank: [benadeelde 2] ) te waarschuwen omdat [getuige 1] het gevoel had dat het daar niet goed ging. Hierop is [benadeelde 2] samen met een andere medewerker (rechtbank: [benadeelde 1] ) naar buiten gelopen. [getuige 1] is zelf op een afstandje blijven staan en zag dat het gelijk escaleerde. [naam] en de medewerker lagen op de grond en zij kregen vuistslagen, trappen en knietjes tegen het hoofd. [8]
Voorts heeft getuige [getuige 2] gezien dat [benadeelde 3] en [benadeelde 1] allebei op de grond lagen en tegen hun hoofd of lichaam werden geschopt en geslagen. [9]
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte samen met vier anderen naar Harderwijk is gereden om verhaal te gaan halen bij [benadeelde 3] . Daar is door meerdere personen van de groep geweld gepleegd tegen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . [benadeelde 3] is onder andere door verdachte meerdere malen geslagen. Daarnaast is hij geschopt, terwijl hij op de grond lag. [benadeelde 2] heeft een vuistslag tegen zijn hoofd gekregen en [benadeelde 1] is door meerdere personen geschopt en geslagen. Na het incident is de groep gezamenlijk weer vertrokken.
Het geweld vond plaats op de openbare weg, waarneembaar voor publiek en is door meerdere personen gezamenlijk gepleegd. Daarmee is sprake van openlijk geweld. Verdachte maakte deel uit van de groep en heeft zich niet van het door de groep uitgeoefende geweld gedistantieerd, maar er juist een actieve bijdrage aan geleverd door zelf geweld te plegen tegen [benadeelde 3] . Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Wie de vechtpartij is begonnen en of sprake was van een vooropgezet plan is daarbij niet relevant. Het hof verwerpt het verweer.
Er kan niet worden bewezen dat het letsel is veroorzaakt door geweld, door de verdachte uitgeoefend. Verdachte zal daarom van de strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2018 te Harderwijk, openlijk, te weten aan de [locatie 1] en
/ofde [locatie 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
één ofmeerdere perso
(o)n
(en
), te weten [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en welk geweld bestond uit
- die voornoemde [benadeelde 3] bij zijn keel grijpen en vervolgens meermalen
, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist
)slag
(en
)geven tegen zijn
en/of in de richting van het hoofd en/ofgezicht en
/of
- die voornoemde [benadeelde 3] meermalen
, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist
)slag
(en
)en
/ofschoppen
en/of trappengeven tegen
en/of in de richting vanhet hoofd
en/of gezicht en/of neken/of lichaam van [benadeelde 3] , terwijl die [benadeelde 3] op de grond lag en
/of- die voornoemde [benadeelde 1] meermalen
, in ieder geval éénmaal, (met kracht)schoppen
en/of trappengeven tegen
en/of in de richting vanhet lichaam van die [benadeelde 1] , waardoor die [benadeelde 1] op de grond viel en
/of
- die voornoemde [benadeelde 1] meermalen
, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een) (vuist
)slag
(en
)en
/ofschoppen
en/of trappengeven tegen
en/of in de richting vanhet hoofd en/of lichaam van voornoemde [benadeelde 1] , terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en
/of
- die voornoemde [benadeelde 2]
meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (een
) (vuist
)slag
(en)geven tegen
en/of in de richting vanhet hoofd
en/of lichaam van [benadeelde 2] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- hoofdletsel en/of schaafwonden op de (linker)arm en/of een wond op de rechterhand voor die [benadeelde 1] en/of
- een bult op het hoofd en/of kneuzingingen en/of schaafwonden in het gezicht en/of kneuzingingen en/of schaafwonden op de arm(en) en/of schouder(s) voor die [benadeelde 3] en/of
- zwellingen en/of kneuzingen in het gezicht voor die [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] .
De raadsvrouw heeft verzocht om, gelet de bijzondere omstandigheden in deze zaak en het tijdsverloop, de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] als gevolg waarvan zij letsel hebben opgelopen. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Reeds vanwege de ernst van het bewezenverklaarde kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een schuldigverklaring van de verdachte zonder toepassing van straf of maatregel.
Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verdachte is getrouwd en woont samen met zijn vriendin. Hij zit op dit moment in het laatste jaar van zijn HBO-studie Rechten en heeft een baan bij de overheid.
Alles afwegende, acht het hof de door de rechtbank opgelegde taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Hoewel het hof wel enig begrip heeft voor verdachtes gevoel van frustratie, had verdachte niet zo moeten handelen. Gelet op de voorgeschiedenis, het feit dat verdachte first offender is, zijn openhartigheid ter zitting en zijn persoonlijke omstandigheden, ziet het hof aanleiding om een deel van de door de rechtbank opgelegde taakstraf voorwaardelijk op te leggen. Het hof zal de verdachte derhalve veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Het hof zal daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] opleggen. Het hof komt daarmee tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof van oordeel is dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Het hof heeft geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Gelet op de omstandigheid dat het een beperkte overschrijding betreft, alsmede gelet op de op te leggen straf, zal het hof evenwel volstaan met de constatering daarvan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële en immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 3.199,99, bestaande uit verschillende posten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 947,51. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De gevorderde materiële schadevergoeding bedraagt € 447,51 en ziet op de volgende posten:
  • Kapotte broek € 50,25;
  • Verlies eigen risico zorgverzekering € 345,82;
  • Eigen bijdrage medicijnen € 39,18;
  • Parkeerkosten ziekenhuis € 5,50;
  • Foto’s laten afdrukken € 3,74;
  • Reiskosten € 3,02.
De gevorderde immateriële schade bedraagt € 500,00.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 947,51. Verdachte is op grond van artikel 6:95 en artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 300,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,00. Verdachte is op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.422,70, bestaande uit een bedrag van
€ 22,70 aan materiële schade en een bedrag van € 2.400,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 522,70. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 22,70. Verdachte is op grond van artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat deze, gelet op de door de civiele kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 29 juni 2021 (zaaknummer 200.277.821) aan de verdachte toegewezen immateriële schadevergoeding ter hoogte van 2.000,00, en het feit dat het hof een bedrag van
€ 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding redelijk en billijk acht, dient te worden afgewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met:
- [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag] 1993, wonende aan de [adres] ;
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag] 1968, wonende aan de [adres] ;
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag] 1979, wonende aan de [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 947,51 (negenhonderdzevenenveertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 447,51 (vierhonderdzevenenveertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 947,51 (negenhonderdzevenenveertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 447,51 (vierhonderdzevenenveertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 22,70 (tweeëntwintig euro en zeventig cent) ter zake van materiële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 22,70 (tweeëntwintig euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. S. Bek, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. D. Stoutjesdijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 22 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 201, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 241 en 242 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 314 en 315.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] mede namens het slachtoffer [benadeelde 3] , p. 49.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 29, tweede en derde alinea.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 3] , p. 44.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] mede namens het slachtoffer [benadeelde 3] , p. 49.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 53.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 59.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 64.