ECLI:NL:GHARL:2021:7198

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
200.291.312
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot vaststelling van een informatieregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vader, die in hoger beroep ging, had verzocht om een regeling waarbij de moeder hem wekelijks zou informeren over belangrijke zaken met betrekking tot hun kind. De moeder, die het gezag over de minderjarige uitoefent, voerde verweer en stelde dat het belang van het kind zich verzet tegen een dergelijke regeling. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de zorgen van de moeder en de minderjarige over hun veiligheid en de wens van de minderjarige om geen informatie aan de vader te verstrekken. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de minderjarige zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het verkrijgen van informatie. De vader had eerder een strafrechtelijke veroordeling gekregen en verbleef in een forensisch psychiatrische kliniek, wat bijdroeg aan de zorgen van de moeder. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij het verzoek van de vader tot vaststelling van een informatieregeling werd afgewezen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en het belang van hun kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.312
(zaaknummer rechtbank Gelderland 355412)
beschikking van 27 juli 2021
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.C.M. Schreurs te Blerick,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 augustus 2020 en 7 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 7 december 2020 wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 maart 2021;
  • het verweerschrift met productie, en
  • een journaalbericht van mr. Gerrits van 21 april 2021 met productie.
2.2
De minderjarige [de minderjarige] heeft bij brief van 24 april 2021 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door mr. Schreurs en twee begeleiders;
  • mr. Gerrits;
  • [naam1] namens de GI, en
  • [naam2] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2004 in [plaats1] , over wie zij tot de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 augustus 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 24 augustus 2021.
3.3
Bij tussenbeschikking van 26 augustus 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de beslissing ten aanzien van de overige verzoeken aangehouden. Het huwelijk van partijen is op 23 september 2020 ontbonden door inschrijving van die beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.4
Bij onherroepelijk strafvonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 april 2021 is de vader wegens, kort gezegd, (poging tot) (zware) mishandeling van de moeder en haar zoon [de zoon] en bedreiging van de moeder met enig misdrijf tegen het leven gericht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 678 dagen, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft verder de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opgelegd en de maatregel van terbeschikkingstelling gelast, waarbij als voorwaarden onder meer zijn gesteld dat de vader zich laat opnemen in FPA Stevig of een FPK of een soortgelijke zorginstelling en dat de vader op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de moeder, [de minderjarige] en de halfbroer en -zus van [de minderjarige] . Contact is enkel en alleen mogelijk in overeenstemming en goedkeuring en conform afspraken met reclassering en Jeugdzorg.
3.5
De vader verblijft op dit moment in een forensisch psychiatrische kliniek.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een (wekelijkse) informatieregeling vast te stellen afgewezen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking De grieven zien op het gezag en op de informatieregeling.
De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag alsnog af te wijzen;
indien de beslissing tot eenhoofdig gezag van de moeder in stand blijft: als informatieregeling te bepalen dat de moeder de vader eenmaal per week schriftelijk informeert omtrent belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de ontwikkeling, de persoon en het vermogen van [de minderjarige] ;
kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, met compensatie van de proceskosten tussen partijen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek met betrekking tot het gezag ingetrokken. Dit verzoek behoeft daarom geen behandeling meer.
Informatieregeling
5.2
Op grond van artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Ingevolge het tweede lid van artikel 1:377b BW kan de rechter indien het belang van het kind zulks vereist zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
5.3
Het hof is net als de rechtbank en de raad van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het vaststellen van een informatieregeling van de moeder jegens de vader.
De moeder en [de minderjarige] hebben veel zorgen over hun veiligheid en vrezen dat de vader bij het verstrekken van informatie onbedoeld aanknopingspunten over hun verblijfplaats zou kunnen achterhalen. Dat de vader ontkent dat hij de moeder en [de minderjarige] wil benaderen, neemt niet weg dat de angst bij de moeder en [de minderjarige] vanwege de gebeurtenissen in het verleden begrijpelijk is.
[de minderjarige] heeft mede vanwege zijn zorgen zowel aan de moeder als aan de GI duidelijk kenbaar gemaakt dat hij niet wil dat er informatie over hem verstrekt wordt aan de vader. Het hof kent gelet op de leeftijd van [de minderjarige] veel gewicht toe aan zijn mening.
Het vaststellen van een informatieregeling zou betekenen dat de moeder wordt verplicht te handelen tegen de wens van [de minderjarige] in, waardoor de verhouding tussen de moeder en [de minderjarige] mogelijk onder druk komt te staan. Dat zou weer tot een voortdurende bron van spanning leiden voor de moeder en [de minderjarige] . Na alles wat het gezin door het handelen van de vader heeft moeten doorstaan, acht het hof dit zeer onwenselijk. Extra druk zou bovendien de effectiviteit van de hulpverlening die de moeder ontvangt voor haar traumaverwerking bemoeilijken.
Dat alles geldt ook bij een regeling met een zeer lage frequentie zoals gesuggereerd is op de mondelinge behandeling maar door de moeder werd afgewezen en door de raad niet in het belang van [de minderjarige] werd geacht.
5.4
Het hof stelt vast dat de vader belang heeft bij het verkrijgen van informatie over zijn zoon, maar het belang van [de minderjarige] bij rust, erkenning van en aansluiting bij zijn wensen weegt naar het oordeel van het hof zwaarder. Mocht [de minderjarige] op enig moment van mening veranderen en willen dat de vader wel informatie over hem ontvangt, dan hebben de advocaten zich bereid verklaard desgewenst als tussenpersoon op te treden.

6.De slotsom

6.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover het de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling betreft.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en de procedure hun kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 december 2020 voor zover het de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling betreft;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 27 juli 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. J.B. de Groot in tegenwoordigheid van de griffier.