In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 ontvangen, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren gegrond verklaard en de aanslag verminderd. Echter, de rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het instellen van beroep eindigde op 21 januari 2019, maar dat belanghebbende op 30 januari 2019 beroep heeft ingesteld. Het Hof oordeelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de inspecteur in zijn communicatie onduidelijkheid heeft gecreëerd over de termijn voor het indienen van beroep. Hierdoor heeft belanghebbende redelijkerwijs kunnen denken dat hij tot 7 februari 2019 de tijd had om in beroep te komen.
Het Hof heeft ook de inhoudelijke kwestie van de aftrek van specifieke zorgkosten behandeld. Partijen zijn tot een compromis gekomen over de aftrek van bepaalde kosten, die in mindering zullen worden gebracht op het inkomen van de echtgenote van belanghebbende. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van belanghebbende ontvankelijk verklaard, maar het hoger beroep is in zoverre ongegrond verklaard. De inspecteur is veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan belanghebbende.