ECLI:NL:GHARL:2021:77

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
19/01546
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ambtshalve vermindering inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2019. De rechtbank had eerder een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 afgewezen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.

Tijdens de zitting op 26 november 2020 hebben partijen een compromis bereikt over de inhoudelijke kwestie van aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning. Het Hof heeft vastgesteld dat de vraag of het verzoek om ambtshalve vermindering tijdig was ingediend, niet meer beoordeeld hoefde te worden, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de aftrekbare kosten. Het Hof heeft besloten dat een bedrag aan kosten in aanmerking zal worden genomen, dat volledig in mindering zal worden gebracht op het inkomen van de echtgenote van belanghebbende.

Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend verzonden op 12 januari 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/01546
uitspraakdatum: 5 januari 2021
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2019, nummer AWB 19/743, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft een verzoek om ambtshalve vermindering ingediend. De Inspecteur heeft dat verzoek afgewezen en heeft het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

De Rechtbank heeft beslist dat de Inspecteur het verzoek van belanghebbende om een ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen omdat, gelet op het bepaalde in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in combinatie met artikel 45aa, onder a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, het te laat - buiten de vijfjaarstermijn - is ingediend. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

3.Geschil

In geschil is of belanghebbende tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering heeft ingediend. Inhoudelijk zijn de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning in geschil.
4.
Beoordeling van het geschil
Ter (digitale) zitting van het Hof zijn partijen overeengekomen dat de vraag of tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering is ingediend niet meer beoordeeld hoeft te worden omdat zij betreffende de inhoudelijke kwestie - aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning - tot een compromis zijn gekomen. Dit compromis houdt in dat alsnog een bedrag aan kosten in aanmerking zal worden genomen, welk bedrag volledig in mindering zal worden gebracht op het inkomen van de echtgenote van belanghebbende. Het Hof zal partijen daarin volgen. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De voorzitter,
(I. Linssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 januari 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.