ECLI:NL:GHARL:2021:79

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
19/01548
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek specifieke zorgkosten en belastingrente

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2019. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 had opgelegd. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar belanghebbende was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 november 2020 is er een compromis bereikt tussen partijen over de aftrek van specifieke zorgkosten. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder tandartskosten, hoortoestellen en reiskosten, en dat deze aftrek volledig bij belanghebbende in aanmerking wordt genomen. Het verzamelinkomen van belanghebbende is vastgesteld op € 31.288, terwijl dat van haar echtgenoot € 10.842 bedraagt, wat leidt tot een gezamenlijk verzamelinkomen van € 42.130.

Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is voor zover het de vermindering van de aanslag betreft. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de aanslag is verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.923. Tevens is de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Het Hof heeft de inspecteur veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan belanghebbende, die in verband met het beroep bij de rechtbank geen griffierecht heeft betaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/01548
uitspraakdatum: 5 januari 2021
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2019, nummer AWB 19/749, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar (hierna: uitspraak op bezwaar) het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Geschil

In hoger beroep is de aftrek van specifieke zorgkosten in geschil.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat ten aanzien van belanghebbende en haar echtgenoot – vóór toepassing van de drempel – recht bestaat op aftrek van specifieke zorgkosten, bestaande uit € 1.232 in verband met tandartskosten, € 647 in verband met hoortoestellen en € 1.260 in verband met reiskosten. Voorts zijn partijen in het kader van de verdeling van de aftrekpost tussen belanghebbende en haar echtgenoot overeengekomen dat de aftrek volledig bij belanghebbende in aanmerking wordt genomen. Het Hof zal partijen daarin volgen.
3.2.
Het verzamelinkomen van belanghebbende, vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, is bij uitspraak op bezwaar vastgesteld op € 31.288. Het verzamelinkomen van de echtgenoot, vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, is vastgesteld op € 10.842. Het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens bedraagt derhalve € 42.130. De drempel bedraagt dan € 774 en de aftrekbare ziektekosten € 3.139 -/- € 774 = € 2.365. Het belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van belanghebbende komt daarmee op € 28.923.
3.3.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van de aanslag betreft.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4.Griffierecht en proceskosten

Belanghebbende heeft verklaard geen aanspraak te maken op een proceskostenvergoeding. Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de terugbetaling van het griffierecht. Daarbij wordt opgemerkt dat belanghebbende in verband met het beroep bij de Rechtbank geen griffierecht heeft betaald.

5.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur;
– vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.923;
– vermindert het verzamelinkomen tot € 28.923;
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt te weten € 128 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De voorzitter,
(I. Linssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 januari 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.