In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2019. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 had opgelegd. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar belanghebbende was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 november 2020 is er een compromis bereikt tussen partijen over de aftrek van specifieke zorgkosten. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder tandartskosten, hoortoestellen en reiskosten, en dat deze aftrek volledig bij belanghebbende in aanmerking wordt genomen. Het verzamelinkomen van belanghebbende is vastgesteld op € 31.288, terwijl dat van haar echtgenoot € 10.842 bedraagt, wat leidt tot een gezamenlijk verzamelinkomen van € 42.130.
Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is voor zover het de vermindering van de aanslag betreft. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de aanslag is verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.923. Tevens is de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Het Hof heeft de inspecteur veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan belanghebbende, die in verband met het beroep bij de rechtbank geen griffierecht heeft betaald.