ECLI:NL:GHARL:2021:8194

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
21-002259-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 2 mei 2019, maar het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van het hoger beroep was overschreden. De dagvaarding voor de terechtzitting van de politierechter was op 14 januari 2019 aan de verdachte uitgereikt, maar deze was op 15 januari 2019 ingetrokken. Een nieuwe dagvaarding werd op 15 februari 2019 uitgereikt. Volgens artikel 408, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering moest het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld, wat in dit geval betekende dat het uiterlijk op 16 mei 2019 moest zijn ingediend. De verdachte heeft echter pas op 10 juli 2020 hoger beroep ingesteld, wat ruim na de wettelijke termijn was. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare reden was voor deze termijnoverschrijding. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002259-20
Uitspraak d.d.: 6 augustus 2021
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 mei 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-010276-19 en 18-037957-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Ten aanzien van het parketnummer 18-010276-19 is de dagvaarding om op de terechtzitting van de politierechter te verschijnen op 14 januari 2019 aan verdachte in persoon uitgereikt. Deze dagvaarding is op 15 januari 2019 ingetrokken. Aan verdachte is vervolgens op 15 februari 2019 wederom de dagvaarding om op de terechtzitting van de politierechter te verschijnen in persoon uitgereikt. Ten aanzien van het parketnummer 18-037957-19 is de dagvaarding om op de terechtzitting van de politierechter te verschijnen op 15 februari 2019 aan verdachte in persoon uitgereikt.
Op grond van artikel 408, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering dient in een dergelijk geval het hoger beroep te worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak. Dit betekent dat in de onderhavige zaak het hoger beroep uiterlijk kon worden ingesteld op 16 mei 2019. Het hoger beroep is pas ingesteld op 10 juli 2020, dus ruim na het verstrijken van de appeltermijn. Aangezien niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar is, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 20 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.