ECLI:NL:GHARL:2021:8196

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
21-001050-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging van opsporingsambtenaren en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor belediging van twee opsporingsambtenaren en voor vernieling van een goed dat toebehoorde aan zijn moeder. De feiten vonden plaats op 10 september en 29 augustus 2019. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van de ambtenaren door hen kwetsende woorden toe te voegen en door middel van zijn gebaren. Daarnaast heeft hij opzettelijk een verpakking melk vernield die aan zijn moeder toebehoorde en niet voldaan aan een bevel van een ambtenaar om medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren moet ondergaan, met een proeftijd van één jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen. Het hof heeft de strafmaat bepaald met inachtneming van de ISD-maatregel die aan de verdachte is opgelegd, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke straf niet meer opportuun is gezien de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001050-20
Uitspraak d.d.: 20 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 29 november 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-219083-19 en 16-209862-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-129024-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde met het parketnummer 16-219083-19 en het onder 1 en 2 aan hem tenlastegelegde met het parketnummer 16-209862-19 zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van één jaar. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het hem tenlastegelegde met het parketnummer 16-219083-19 en het onder 1 en 2 aan hem tenlastegelegde met het parketnummer 16-209862-19 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter aan verdachte ter zake van het hem onder 1 tenlastegelegde met het parketnummer 16-209862-19 een contact- en locatieverbod opgelegd. Tot slot heeft de politierechter ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging beslist dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-219083-19:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2019 te [plaats1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant1] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en/of [verbalisant2] , brigadier van de politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hem/hun de woorden toe te voegen: 'Ik neuk jullie moeders, en goed ook' en/of 'Stelletje kankerflikkers, vuile kankerflikkers', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door zijn, verdachtes, (beide) middelvinger(s) op te steken in de richting van die [verbalisant2] en/of [verbalisant1] .
Zaak met parketnummer 16-209862-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te [plaats1] opzettelijk en wederrechtelijk een kast en/of een verpakking melk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te [plaats2] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d onder a Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam2] en/of [naam3] en/of [naam4] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan de ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-219083-19 en in de zaak met parketnummer 16-209862-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-219083-19:
1.
hij op 10 september 2019 te [plaats1] telkens opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant1] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant2] , brigadier van de politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: 'Ik neuk jullie moeders, en goed ook' en 'Stelletje kankerflikkers, vuile kankerflikkers' en door zijn, verdachtes, beide middelvingers op te steken in de richting van die [verbalisant2] en [verbalisant1] ;
Zaak met parketnummer 16-209862-19 (gevoegd):
1.
hij op 29 augustus 2019 te [plaats1] opzettelijk en wederrechtelijk een verpakking melk, die geheel aan [naam1] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 29 augustus 2019 te [plaats2] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d onder a Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam2] en [naam3] en [naam4] , belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen of van hem hadden gevorderd medewerking te verlenen aan de ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-219083-19 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 16-209862-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 16-209862-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van één jaar.
De raadsvrouw verzoekt het hof om rekening te houden met de positieve ontwikkelingen die verdachte doormaakt en daarom een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. In het geval het hof kiest voor een straf met een langere duur verzoekt zij deze voorwaardelijk op te leggen. Vanwege de ISD-maatregel die aan verdachte is opgelegd is een onvoorwaardelijke taakstraf niet uitvoerbaar.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee opsporingsambtenaren en aan het niet voldoen aan een bevel of vordering gegeven door meerdere opsporingsambtenaren. De verdachte heeft door dit gedrag blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze opsporingsambtenaren en heeft hun gezag ondermijnd. Tevens heeft verdachte de melkbus van aangeefster [naam1] (zijn moeder) vernield. Vernieling is een hinderlijk feit dat schade voor de benadeelden met zich meebrengt. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van aangeefster, nota bene zijn eigen moeder.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld. Tevens volgt daaruit dat verdachte na de pleegdatum van de thans ter beoordeling staande feiten onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Hieruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Deze eerdere bestraffingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. In het bijzonder houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte momenteel uit anderen hoofde verblijft in een forensische verslavingskliniek in verband met een op 2 juni 2020 opgelegde ISD-maatregel. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven dat hij blij is met de ISD-maatregel en de behandeling die hem in dat kader wordt aangeboden. Verdachte zegt gemotiveerd te zijn om de behandeling te laten slagen. Het hof ziet dit terug in de verschillende positieve rapportages die over verdachte zijn geschreven.
Het hof acht de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met aftrek van het voorarrest en het contact- en locatieverbod – met inachtneming van de feiten en omstandigheden die toen bekend waren – in beginsel passend en geboden. Echter, het hof acht het gelet op de inmiddels aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel, niet meer opportuun daarnaast nog een onvoorwaardelijke straf aan hem op te leggen. Een dergelijke straf verhoudt zich slecht tot de beoogde strekking en het beoogde doel van de ISD-maatregel, te weten resocialisatie van de verdachte. De thans door verdachte doorgemaakte positieve ontwikkeling moet niet worden doorkruist. Dat is niet in zijn belang maar ook niet in het belang van de samenleving.
Derhalve acht het hof op grond van de nieuwe rapportages en ontwikkelingen en uit oogpunt van normhandhaving en speciale preventie passend en geboden de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van één jaar en met aftrek van voorarrest.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft oorspronkelijk gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 12 juni 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met parketnummer 16-129024-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zoals hierboven nader weergegeven, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 184, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-219083-19 en in de zaak met parketnummer 16-209862-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-219083-19 en in de zaak met parketnummer 16-209862-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 31 augustus 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2019, parketnummer 16-129024-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 (één) maand.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 20 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.