ECLI:NL:GHARL:2021:8362

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
21-002171-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, belediging van een politieambtenaar en diefstal met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988 en thans verblijvende in PI Leeuwarden, was eerder veroordeeld voor bedreiging, belediging van een politieambtenaar en diefstal. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 5 april 2019. Tijdens de zitting op 11 augustus 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk.

De tenlastelegging omvatte drie strafbare feiten: bedreiging van een persoon met verkrachting, belediging van een politieambtenaar en diefstal van goederen die aan een ander toebehoorden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij de bedreiging en belediging zich richtten op een politieambtenaar die zijn werk deed. Het hof heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het gebrek aan respect voor het gezag van de politie.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De straf is gematigd vanwege een beperkte overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing op 25 augustus 2021 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002171-19
Uitspraak d.d.: 25 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 april 2019 met parketnummer 18-253910-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 april 2019 ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, kortgezegd: bedreiging en belediging van een politieambtenaar en winkeldiefstal, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2018 te [plaats1] [naam1] heeft bedreigd met verkrachting en/of aanranding van de eerbaarheid door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Wat is je adres, klootzak, dan zoek ik je even op en neuk ik je en je vrouw." en "dat [adres] durf je niet te geven, he? Dan neuk ik je vrouw zoals jij nog nooit gedaan hebt.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2018 te [plaats1] opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 december 2018 te [plaats1] , vlees en kleding, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 december 2018 te [plaats1] [naam1] heeft bedreigd met verkrachting door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Wat is je adres, klootzak, dan zoek ik je even op en neuk ik je en je vrouw." en "dat [adres] durf je niet te geven, he? Dan neuk ik je vrouw zoals jij nog nooit gedaan hebt.";
2.
hij op 11 december 2018 te [plaats1] opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "kankermongool";
3.
hij op 11 december 2018 te [plaats1] , vlees en kleding, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met verkrachting.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 11 december 2018 schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Naast het plegen van een winkeldiefstal heeft verdachte bij zijn aanhouding een politieambtenaar bedreigd en beledigd.
Het betreffen ernstige, zeer kwalijke feiten. Dat verdachte een politieambtenaar, die gewoon zijn werk deed, zijn ambtsplicht vervulde, op een dergelijke agressieve en denigrerende manier heeft bejegend, getuigt van een volstrekt gebrek aan respect voor het bevoegde gezag. Dit is temeer kwalijk te achten nu verdachte ook ‘het thuisfront’ van de betreffende ambtenaar daarin heeft betrokken.
Winkeldiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het betrokken winkelbedrijf. De verdachte heeft kennelijk gehandeld vanuit het oogpunt van eigen gewin en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juli 2021 volgt dat verdachte eerder wegens strafbare feiten, waaronder ook soortgelijke feiten, onherroepelijk is veroordeeld tot geldboetes, taakstraffen en gevangenisstraffen. Ook is verdachte na het plegen van onderhavige feiten opnieuw veroordeeld, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden zoals die uit het dossier blijken en zoals die ter terechtzitting door en namens verdachte naar voren zijn gebracht.
Alles afwegend acht het hof de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van tien weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke deel dient daarbij ook als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. Oplegging van een taakstraf, zoals verzocht door de raadsman, is gelet op de aard en ernst van de feiten en verdachtes strafrechtelijk verleden een gepasseerd station.
In hoger beroep is sprake van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn met vier maanden. Het vonnis dateert van 5 april 2019. Verdachte heeft op 19 april 2019 hoger beroep ingesteld en het eindarrest dateert van 25 augustus 2021. Vanwege deze overschrijding van de termijn in hoger beroep is het hof van oordeel dat, indachtig de jurisprudentie van de Hoge Raad, het onvoorwaardelijk strafdeel met 5 % dient te worden gereduceerd, zodat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 70 dagen waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 267, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
38 (achtendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 25 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.