Uitspraak
[appellant],
De Graaf van Vilsteren,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Het oordeel van het hof
- de opstalverzekering: € 1.837,63;
- de ziektekostenverzekering: € 7.722,72;
- de aansprakelijkheidsverzekering (avp): € 458,87;
- de doorlopende reisverzekering: € 1.042,37;
- de bootverzekering: € 1.794,62;
- een pensioenverzekering: een voorschot van € 25.000,-, voor het overige op te maken bij staat.
zijnweg om daarover contact op te nemen met zijn assurantietussenpersoon.
12 februari 2019 onder 3.3.7 ingenomen standpunt.
nemerwas, ook al betaalde zijn BV de premie. Aan die premiebetaling kwam een einde toen de vennootschap in 2009 failleerde. Daarna is de verzekering premievrij gemaakt. Als [appellant] zou komen te overlijden, waren zijn (ex)partner en zijn kinderen volgens hem daarna niet meer verzekerd van een inkomen. Voor De Graaf van Vilsteren had dat in zijn ogen aanleiding moeten zijn hem te informeren of te adviseren - meer specifiek over de vraag of [appellant] de premie voortaan zelf of door een andere werkgever wilde (laten) betalen. Dat heeft zij echter nagelaten, zoals zij ook heeft nagelaten [appellant] in 2007 en 2008 te informeren over de gevolgen van de Pensioenwet die op enig moment in werking is getreden. Hij vordert de schade die hij als gevolg van deze schending van de zorgplicht van De Graaf van Vilsteren zegt te hebben geleden.
4.De beslissing
- € 2.020,- aan procedurele kosten (verschotten) en
- € 2.884,- aan salaris;
dinsdag 7 september 2021.