Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Kern van de zaak en de beslissing
2.Het verloop van het proces
3.De beoordeling van het hoger beroep
“Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten”), zijn dus niet geschreven voor een situatie als de onderhavige. Het door de Hoge Raad op 20 december 2019 [1] voorgeschreven toetsingskader voor executiegeschillen ex artikel 438 Rv, biedt ook niet de mogelijkheid de beslissing(en) in kwestie vol te toetsen. Daarbij is een voorlopige voorzieningenprocedure beperkt wat betreft de mogelijkheid tot onderzoek naar de feiten, bijvoorbeeld het horen van getuigen. Omdat Creditsafe enkel deze beperkte mogelijkheid heeft om de beslissingen in kwestie aan te vechten, voldoet de weg die zij moet bewandelen niet aan de eisen van een eerlijk proces van artikel 6 EVRM. Het gegeven dat de Nederlandse wet strijdig is met dit fundamentele rechtsbeginsel leidt ertoe dat de vordering tot schorsing moet worden toegewezen, aldus nog steeds Creditsafe.
“andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken”. Artikel 4:116 Awb bepaalt dat een dwangbevel een executoriale titel oplevert. Verder heeft de Hoge Raad voor (onder meer) executiegeschillen ex artikel 438 Rv weliswaar een beperkt en terughoudend toetsingskader voorgeschreven, maar dit toetsingskader is toegespitst op executoriale titels van gerechtelijke uitspraken. Omdat de betalingsverplichting die hier aan de orde is nog niet door een rechter is onderzocht, vindt het hof dit toetsingskader niet passend. In dit geval ligt voor de hand dat de rechter (in kort geding) beoordeelt of KvK - mede in het licht van het verweer hiertegen door Creditsafe - voldoende heeft aangevoerd voor de verschuldigdheid van de (gehele) betalingsverplichting. Mocht de conclusie zijn dat in voldoende mate aannemelijk is dat de bodemrechter - in dit geval via een executiegeschil - zal oordelen dat de facturen gegrond zijn, en een belangenafweging niet aan afwijzing van de schorsingsvordering in de weg staat, dan zal deze vordering worden afgewezen. Door de grondslag van de door KvK aangevoerde betalingsverplichting vol te toetsen, biedt de weg die Creditsafe moet bewandelen voldoende rechtsbescherming. Bovendien voldoet deze weg aan de vereisten van artikel 6 EVRM. Dat deze procedure pas kan worden gevoerd nadat de dwangbevelen zijn uitgevaardigd en Creditsafe wordt geconfronteerd met executoriale kracht daarvan, leidt niet tot een ander oordeel, daargelaten dat wettelijk een andere oplossing denkbaar zou zijn. Het hof verwerpt ook het betoog dat Creditsafe in haar verdediging tegen de dwangbevelen wordt bekneld, omdat een kort geding minder gelegenheid biedt tot onderzoek naar de feiten. Creditsafe had immers ook (eventueel naast het onderhavige kort geding) een bodemprocedure kunnen starten, maar heeft er zelf voor gekozen hier vanaf te zien. Overigens is gesteld noch gebleken dat in het onderhavige geval bewijslevering (van wat?) tot een andere oplossing zou moeten leiden.